
15 april 1993
Het Oude Testament heeft zijn uiteindelijke vorm gekregen in het Jodendom van de vier of vijf laatste eeuwen voor het christelijk tijdperk. Ook het Nieuwe Testament en de jonge Kerk vinden in dat Jodendom hun oorsprong. Talrijke studies over de oude joodse geschiedenis, en met name het onderzoek waartoe de ontdekkingen van Qumran hebben geleid, hebben beter laten zien hoe complex de joodse wereld gedurende heel die periode was, zowel in het land Israël als in de diaspora.
Juist in die wereld is de interpretatie van de Schrift begonnen. Een van de oudste getuigenissen van de joodse Bijbelinterpretatie is de Griekse vertaling die bekend staat als de Septuagint. De Aramese Targums vormen een ander getuigenis van deze zelfde activiteit. Tot in onze dagen wordt met dezelfde toeleg een enorme hoeveelheid geleerde methodes bijeengebracht om de tekst van het Oude Testament te bewaren en om uit te leggen wat de Bijbelteksten betekenen. Vanaf Origenes en Hiëronymus hebben de beste christelijke exegeten steeds van de joodse kennis van de Bijbel trachten te profiteren om de Schrift beter te kunnen verstaan. Talrijke moderne exegeten volgen dat voorbeeld.