
15 april 1993
De canonieke benaderingswijze worstelt met verscheidene problemen, vooral wanneer zij het ‘canoniek proces’ tracht te omschrijven. Vanaf welk moment mag men een tekst canoniek noemen? Het lijkt aannemelijk dat dit gezegd kan worden zodra de gemeenschap aan een tekst een normatief gezag toekent, zelfs als dat gebeurt voordat die tekst zijn definitieve vorm heeft gekregen. Wanneer bij de herhaalde overlevering, waarbij telkens nieuwe aspecten op religieus, cultureel en theologisch gebied een rol spelen, de identiteit van de boodschap bewaard blijft, kan men spreken van ‘canonieke hermeneutiek’. Maar dan rijst de vraag: moet men zeggen dat het interpretatieproces dat geleid heeft tot de vorming van de Canon, tot op heden toe het leidend beginsel dient te zijn bij de interpretatie van de Schrift?
Daarnaast is de ingewikkelde relatie tussen de joodse en de christelijke Canon van de heilige Schrift oorzaak van talrijke interpretatieproblemen: Als ‘Oude Testament’ gelden voor de christelijke Kerk de geschriften die gezaghebbend waren in de hellenistisch-joodse gemeenschap; sommige daarvan ontbreken echter in de Hebreeuwse Bijbel of hebben er een andere vorm. Het corpus is dus anders. Vandaar dat de canonieke interpretatie niet identiek kan zijn; iedere tekst dient immers gelezen te worden in het kader van het gehele corpus. Maar wat het belangrijkste is: de Kerk leest het Oude Testament in het licht van Pasen - de dood en opstanding van Jezus Christus - een gebeuren dat radicale vernieuwing brengt en met soeverein gezag een beslissende en definitieve betekenis geeft aan de Schrift Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Goddelijke openbaring, Dei Verbum (18 nov 1965), 4. Deze nieuwe betekenisgeving is een onlosmakelijk onderdeel van het christelijk geloof. Toch mag daarmee niet aan de voorafgaande canonieke interpretatie - die voorafging aan het christelijk Pasen - haar wezenlijke betekenis worden ontzegd: iedere fase in de heilsgeschiedenis moet gerespecteerd worden. Wie het Oude Testament van zijn eigen betekenis ontdoet, berooft het Nieuwe Testament van zijn historische wortels.