De globale inhoud van een tekst kan op drie verschillende niveaus worden geanalyseerd:
Het narratief niveau. In het verhaal bestudeert men de veranderingen die van de beginsituatie naar de eindsituatie leiden. Binnen een narratieve ontwikkelingsgang tracht de analyse de verschillende, op logische wijze onderling verbonden, fases op te sporen die de overgang van de ene situatie naar de andere bepalen. In ieder van die fases beschrijft men de relaties tussen de door de ‘actanten’ vervulde ‘rollen’ die bepalend zijn voor dat stadium van ontwikkeling en die tot de veranderingen leiden.
Het discursief niveau. De analyse bestaat in drie handelingen:
Het opzoeken en de indeling van de figuren, dat wil zeggen van de betekenisgevende elementen van een tekst (handelende personen, tijd en plaats);
het vaststellen hoe iedere figuur in de tekst functioneert, om de manier te bepalen waarop de tekst van die figuur gebruik maakt;
het zoeken naar de thematische waarde van de figuren. Bij deze laatste handeling gaat men na, ‘uit hoofde waarvan’ (= waarde) de figuren in deze bepaalde tekst dit bepaald traject doorlopen.
Het logisch-semantisch niveau. Dit is het zogeheten diepteniveau. Dit niveau is ook het meest abstract. Het gaat uit van de stelling dat bepaalde logische en betekenisgevende vormen de onderliggende structuur vormen van ieder verhalend en redenerend discours. De analyse van dat niveau bestaat in het nauwkeurig aangeven welke logica ten grondslag ligt lan de fundamentele geledingen van et narratief en figuratief verloop van een tekst. Daartoe wordt vaak het ‘semiotisch vierkant’ (carré sémiotique) aIs instrument gebruikt, een figuur die de relaties gebruikt tussen twee contraire en twee contradictoire termen (bijvoorbeeld wit en zwart; wit en niet-wit, zwart en niet-zwart).
H. Paus Johannes Paulus II - Toespraak Bij gelegenheid van het eerste eeuwfeest van de Encycliek Providentissimus Deus en de 50e verjaardag van de Encycliek Divino Afflante Spiritu (23 april 1993) (1)