
Paus Benedictus XVI - 3 augustus 2008
Beste broeders en zusters, een hartelijk "Grüß Gott" voor u allen!
Graag wil ik eerst een woord van dank uitspreken, in de eerste plaats aan u, beste Bisschop Egger: U heeft dit feest van geloof mogelijk gemaakt. U heeft al het mogelijke gedaan, zodat ik nog eenmaal zowel terug in mijn geschiedenis kan gaan en tegelijk naar de toekomst kan kijken; nog één keer in het schone Brixen, dit land, waar kunst en cultuur en het goede van de mensen met elkaar verbonden is, een vakantie doorbrengen: Hartelijke dank voor alles!
En natuurlijk denk ik aan allen, die met hem ertoe hebben bijgedragen, dat ik deze dagen van rust en vrede hier mag doorbrengen: Dank aan allen die dit feest mee opgebouwd hebben. Ik wil de autoriteiten van deze stad, van het land, de regio en de staat van harte danken voor alles, wat zij gedaan hebben voor de organisatie; de vrijwilligers die meehelpen, de artsen, zo velen, die nodig zijn geweest, in het bijzonder de veiligheidsdiensten, de samenwerking van allen... Ik heb zeker velen vergeten! Een zeer hartelijk “Vergelt’s Gott” (God zal u belonen) aan allen: U allen bent in mijn gebed. Dat is de enige manier, waarop ik u danken kan en probeer “dank” te zeggen. En natuurlijk willen we vooral de goede God zelf dank zeggen, Die ons dit land gegeven heeft, Die ons vandaag een stralende zondag geeft.
Het Evangelie voegt daar nog een derde trap aan toe. Wanneer we zo door God gegeven zijn, moeten we ook zelf tot gevers worden: op geestelijk terrein, waarbij we goedheid, vriendschap, liefde geven, maar ook op materieel terrein – het Evangelie spreekt over het delen van het brood. Beide moet ons vandaag onze ziel aanzetten tot actie: dat we gevende mensen worden, omdat wij ontvangen zijn; dat wij die gave van de goedheid en de liefde en de vriendschap doorgeven, maar dat wij allen, die het nodig hebben of die we kunnen helpen, ook de materiële gaven geven en daarmee proberen, de wereld menselijker – dat betekent, meer in de nabijheid van God – te maken.