
H. Paus Paulus VI - 24 juni 1965
Voorts willen wij hier nog wijzen niet alleen op de door ons zozeer op prijs gestelde tegenwoordigheid van onze afgescheiden broeders die hun ,waarnemers' naar onze vergaderingen hebben afgevaardigd, maar vooral op hun vriendelijkheid en welwillendheid, en op onze gemeenschappelijke hoop dat eenmaal de barrières, die ons nu nog beletten tezamen de volmaakte eenheid waartoe Christus ons opwekt te vieren, op een voor ons beiden aanvaardbare wijze worden opgeruimd.