H. Paus Johannes Paulus II - 12 november 1983
Van God komt de vrede voor hen die met Hem in gemeenschap staan en ook voor hen die Hem, zonder Hem te hebben gevonden, met een oprecht hart zoeken, met een geest die in plaats van de zin voor het goddelijke te verstikken, deze integendeel in zichzelf trachten vrij te maken.
Ik spreek opnieuw, meneer de voorzitter, heren leden van de academie, heren geleerden, mijn vertrouwen in u uit, en om te eindigen zou ik de woorden tot de mijne willen maken, die mijn voorganger Paulus VI in 1966 tot de Pauselijke Academie van Wetenschappen richtte: “Meer dan wie ook verheugt de Kerk zich over ieder waarlijk resultaat van de menselijke geest, op ieder gebied. Zij erkent en waardeert ten zeerste het belang van de wetenschappelijke ontdekkingen ... Want men ziet er niet alleen, hoe prachtig het verstand wordt gebruikt, maar men ontdekt er ook de beoefening van hoge morele deugden welke aan de geleerde het aanzien en de verdienste van een asceet, soms van een held, toekennen aan wie de mensheid grote lof en dankbaarheid verschuldigd is” H. Paus Paulus VI, Toespraak, Tot deelnemers aan de studieweek van de Pauselijke Academie voor Wetenschappen over "Moleculaire krachten" (23 apr 1966).
U, heren, mensen van het denken en van de wetenschap, pelgrims van de waarheid, onderzoekers van de verschillende takken van de wetenschap en de kennis, van de mens en van het heelal, u die zich onderwerpt aan de vermoeienis van het observeren, het denken en het onderzoek, opdat de mens steeds meer mens zou worden en in de natuur het eigen milieu van zijn ontwikkeling zou vinden, u vraag ik te werken voor de rechtvaardigheid, voor de liefde en voor de vrede, en te geloven dat de katholieke Kerk, vandaag meer dan ooit, uw bondgenote is, deze Kerk die de ware wetenschap en het juiste denken liefheeft, deze Kerk die voor u bidt en die in mijn persoon, met eerbiediging van uw overtuiging, over ieder van u de zegen van God afsmeekt.