![](skins/rkdocs1/view/images/logo.png)
H. Paus Johannes Paulus II - 4 maart 1979
REDEMPTOR HOMINIS De Verlosser van de mensen |
|||
► | DE ERFENIS | ||
► | Collegialiteit en Apostolaat |
De Kerk van vandaag is, tegen de schijn in, beter verenigd in de gemeenschap van de dienst en in het bewustzijn van het apostolaat. Deze eenheid vloeit voort uit het principe van de collegialiteit, waaraan het Tweede Vaticaans Concilie herinnerd heeft. Christus zelf, heeft er het apostelcollege der Twaalf onder Petrus' leiding mee begiftigd, en dat blijft Hij onophoudelijk opnieuw doen voor het college van de bisschoppen, dat voortdurend op de hele wereld aangroeit en daarbij verenigd blijft met de opvolger van Petrus en onder zijn leiding. Maar het Concilie heeft het niet gelaten bij een herinnering aan dit principe van collegialiteit tussen de bisschoppen; het heeft er ook een zeer grote levenskracht aan gegeven door de oprichting te wensen van een permanent organisme. Dat werd gerealiseerd door Paulus VI die de bisschoppensynode instelde. Haar activiteit heeft zijn pontificaat een nieuwe dimensie gegeven en heeft zich ook, vanaf de eerste dagen, weerspiegeld op het pontificaat van Johannes Paulus I en op dat van zijn onwaardige opvolger.
Het collegialiteitbeginsel is bijzonder actueel gebleken in de moeilijke postconciliaire periode. Toen heeft de gemeenschappelijke en eensgezinde positie van het bisschoppencollege - dat zijn eenheid met de opvolger van Petrus vooral tot uitdrukking bracht in de synode - de weifelingen weg kunnen nemen en bovendien de juiste weg aangeduid voor een vernieuwing van de Kerk, in haar universele dimensie. De synode heeft onder meer de hoofdimpuls gegeven naar de evangelisatie toe, die gestalte kreeg in de apostolische aansporing H. Paus Paulus VI - Postsynodale Apostolische Exhortatie
Evangelii Nuntiandi
Over de Evangelisatie in de Moderne Wereld
(8 december 1975), zo geestdriftig onthaald als een tegelijkertijd apostolisch en pastoraal vernieuwingsprogramma. Dezelfde lijn werd ook gevolgd in de werkzaamheden van de laatste gewone sessie van de bisschoppensynode, die ongeveer een jaar voor het overlijden van Paus Paulus VI plaatsvond en die, zoals bekend, gewijd was aan de catechese. De resultaten van deze werkzaamheden moeten door de apostolische Stoel nog worden samengevat en geformuleerd.
Er is een duidelijke vooruitgang merkbaar in de uitingsvormen van de bisschoppelijke collegialiteit. Zo moet in dat verband worden gewezen op de voortgaande consolidering van de nationale bisschoppenconferenties in heel de Kerk en op andere, internationale of continentale, collegiale structuren. In verband met de eeuwenoude traditie van de Kerk moet ook het werk van de verschillende locale synoden worden onderstreept. De Concilie-idee, waaraan Paulus VI zeer degelijk gestalte gaf, was inderdaad, dat dergelijke structuren, al eeuwen door de Kerk beproefd, en ook andere vormen van collegiale samenwerking tussen de bisschoppen, bijvoorbeeld de kerkprovincie, zonder te spreken over ieder afzonderlijk bisdom, hun activiteiten zouden uitoefenen in het volle bewustzijn van hun identiteit en tegelijk ook van hun originaliteit in de universele eenheid van de Kerk. Dezelfde geest van samenwerking en medeverantwoordelijkheid is zich ook aan het verspreiden onder de priesters, zoals duidelijk blijkt uit de talrijke priesterraden die sinds het Concilie het licht hebben gezien. Tevens heeft die geest zich verder uitgebreid naar de leken. Hij heeft niet enkel aanleiding gegeven tot een bevestiging van reeds bestaande organisaties voor lekenapostolaat, maar bovendien nieuwe organismen in het leven geroepen die vaak een ander profiel en een uitzonderlijk dynamisme hebben. Bovendien hebben de leken zich in het bewustzijn van hun kerkelijke verantwoordelijkheid graag bereid getoond tot samenwerking met de herders, met de vertegenwoordigers van kloosterinstellingen, in het kader van de diocesane synoden of pastorale raden in de parochies en de bisdommen.
Ik moet dit alles bij het begin van mijn pontificaat voor de geest hebben, om God te danken, om al mijn broeders en zusters krachtig aan te moedigen en om verder in grote dankbaarheid het werk van het Tweede Vaticaans Concilie en van mijn grote voorgangers levendig te houden, die aan het leven van de Kerk deze nieuwe vaart hebben gegeven, heel wat sterker dan de symptomen van twijfel, inzinking en crisis.