
Paus Benedictus XVI - 28 mei 2008
Beste broeders en zusters,
heb ik afgelopen woensdag over een Kerkvader gesproken die weinig bekend is in het Westen, Paus Benedictus XVI - Audiëntie
H. Romanus Melodus
72e catechese in deze reeks
(21 mei 2008), vandaag zou ik de figuur willen voorstellen van een van de grootste Vaders van de geschiedenis van de Kerk, een van de vier leraren van het Westen, de heilige paus Gregorius, die bisschop was van Rome tussen 590 en 604, en die van de traditie de titel van Magnus kreeg, de Grote. Gregorius was werkelijk een groot Paus en een groot Kerkleraar!
Hij werd geboren in Rome, rond 540, uit een rijke patriciërsfamilie van het geslacht Anicia dat zich niet alleen onderscheidde door zijn bloedadel maar ook door zijn verknochtheid aan het christelijk geloof en door de diensten aan de Heilige Stoel bewezen. Uit die familie waren twee Pausen voortgekomen: Felix III (483-492), betovergrootvader van Gregorius, en Agapitus (535-536). Het huis waarin Gregorius opgroeide rees op aan de Clivus Scauri temidden van indrukwekkende gebouwen die getuigden van de grootheid van het antieke Rome en van de geestelijke kracht van het christendom. Om hem tot hoge christelijke gevoelens te inspireren waren daar vervolgens nog de voorbeelden van de ouders Giordanus en Silvia, beiden als heiligen vereerd, en die van twee tantes van vaders zijde, Emiliana en Tarisilia, die in eigen huis leefden als godgewijde maagden langs een weg van deels gebed en deels ascese.
Maar dit leven moet hem toch niet hebben bevredigd, gezien het feit dat hij niet lang daarna besloot al zijn burgertaken los te laten om zich in zijn huis terug te kunnen trekken en een leven te kunnen beginnen als monnik, terwijl hij het familiehuis omvormde tot het klooster van de heilige Andreas aan de Celio. Naar deze periode van monastiek leven, een leven van voortdurende dialoog met de Heer in het luisteren naar zijn Woord, zal hij voor altijd heimwee houden, wat steeds opnieuw en steeds meer uit zijn preken blijkt: temidden van de drukte van de pastorale bezigheden, zal hij er meer dan eens in zijn geschriften aan terugdenken als aan een gelukkige tijd van inkeer in God, van toewijding aan het gebed, van een sereen opgaan in de studie. Zo kon hij die diepe kennis van de Heilige Schrift en van de Kerkvaders verwerven waarvan hij later in zijn werken gebruik maakte.
Het verblijf in Constantinopel, waar hij met een groep monniken het monastieke leven had hervat, was voor Gregorius uiterst belangrijk omdat het hem in staat stelde rechtstreeks ervaring op te doen van de byzantijnse wereld, evenals in het omgaan met het vraagstuk van de Langobarden, dat later tijdens de jaren van zijn Pontificaat zijn bekwaamheid en zijn energie zwaar op de proef zou stellen. Na enkele jaren werd hij teruggeroepen naar Rome door de paus, die hem tot zijn secretaris benoemde. Het waren moeilijke jaren: aanhoudende regens, rivieroverstromingen en schaarste troffen vele gebieden van Italië en ook Rome zelf. Tenslotte brak ook nog de pest uit, die veel slachtoffers maakte, onder wie ook Paus Pelagius II. De geestelijkheid, het volk en de senaat kozen eensgezind juist hem, Gregorius, als zijn opvolger op de Stoel van Petrus. Hij trachtte weerstand te bieden, probeerde zelfs te vluchten, maar er was niets aan te doen: uiteindelijk moest hij toegeven. Het was het jaar 590.
Onder de problemen die in die tijd Italië en Rome teisterden was er één van bijzonder gewicht, zowel burgerlijk als kerkelijk gezien: het vraagstuk van de Langobarden. Aan dat vraagstuk besteedde de Paus alle energie, om een oplossing te bereiken die echte vrede zou stichten. Anders dan de byzantijnse keizer die van de vooronderstelling uitging dat de Langobarden alleen maar roodharige rovers waren die verslagen en uitgeroeid moesten worden, keek Gregorius naar dit volk met de ogen van de goede herder, vanuit de bekommernis hun het woord van het heil te verkondigen, terwijl hij met hen broederlijke betrekkingen aanging met het oog op een toekomstige vrede, gebaseerd op wederzijds respect en op de vreedzame samenleving tussen Italianen, keizerlijke en langobardische. Hij bekommerde zich om de bekering van de jonge volkeren en van de nieuwe burgerlijke ordening van Europa: de Visigothen in Spanje, de Franken, de Saxen, de immigranten in Britannië en de Langobarden: zij vormden de bevoorrechte volkeren tot wie zich zijn zending tot evangeliseren in eerste instantie richtte. Gisteren nog hebben we de liturgische gedachtenis gevierd van de heilige Augustinus van Canterbury, die aan het hoofd stond van een groep monniken die van Gregorius de opdracht hadden gekregen naar Brittanië te gaan om er het gebied van de Anglosaxen te evangeliseren.
Dit positieve resultaat werd mede verkregen dankzij de parallel lopende contacten die de Paus intussen met de koningin onderhield, Theodolinda, die een Beierse prinses was en, dit in onderscheid met de leiders van de andere Germaanse volkeren, katholiek, ten diepste katholiek. Er is een reeks brieven bewaard van Paus Gregorius aan deze koningin, waarin hij blijk geeft van zijn achting en zijn vriendschap jegens haar. Theodolinda slaagde er stap voor stap in, de koning naar het katholicisme te leiden, en zo de vrede voor te bereiden. De paus zorgde er ook voor, haar de relikwieën te zenden voor de basiliek van de Heilige Johannes de Doper die zij liet oprichten in Monza, en liet niet na haar gelukwensen en kostbare geschenken te doen toekomen voor diezelfde kathedraal bij gelegenheid van de geboorte en het Doopsel van haar zoon Adaloald. De geschiedenis van deze koningin vormt een mooi getuigenis van het belang van de vrouwen in de geschiedenis van de Kerk.
Uiteindelijk mikte Gregorius aanhoudend op drie doelen: het bedwingen van de expansie van de Langobarden in Italië; koningin Theodolinda onttrekken aan de invloed van de schismatieken en haar katholiek geloof versterken; en bemiddelen tussen de Langobarden en de Byzantijnen met het oog op een akkoord dat de vrede op het schiereiland zou garanderen en tegelijkertijd zou toestaan evangelisatie activiteiten te ontplooien onder de Langobarden zelf. In dit complexe gebeuren was derhalve zijn aanhoudende oriëntatie tweevoudig: het bevorderen van overeenkomsten op het diplomatieke en politieke vlak, en het verbreiden van de verkondiging van het ware geloof onder de volkeren.
Ondanks de uiterst moeilijke omstandigheden waarin hij te werken had, slaagde hij er dankzij zijn heiligheid van leven en zijn rijke menselijkheid in, het vertrouwen van de gelovigen te winnen, terwijl hij voor zijn tijd en voor de toekomst werkelijke grandioze resultaten nastreefde. Hij was een man die geheel in God verzonken was: het verlangen naar God was steeds levendig in het diepst van zijn ziel, en juist hierdoor was hij de naaste altijd heel nabij, nabij ook aan de noden van de mensen van zijn tijd. In een desastreuze, ja wanhopige tijd wist hij vrede te creëren en hoop te schenken. Deze man van God laat ons zien waar de ware bronnen van de vrede liggen, waar de ware hoop vandaan komt, en wordt zo tot leidsman ook voor ons vandaag de dag.