Paus Pius XII - 24 december 1942
De rede, verlicht door het geloof, wijst aan de afzonderlijke personen en aan de bijzondere gemeenschappen een vaste en eervolle plaats aan in de organisatie van de maatschappij; zij weet - om slechts van de belangrijkste punten te spreken - dat heel de werkzaamheid van de staat, de politieke zowel als de economische, dient voor de duurzame verwezenlijking van het algemeen welzijn, d.w.z. van die uiterlijke voorwaarden, die het geheel van de burgers nodig heeft voor de ontwikkeling van hun eigenschappen en hun werkzaamheden, van hun stoffelijk, intellectueel en godsdienstig leven; in zoverre nl. van den ene kant de krachten en werkvermogens van het gezin en van andere organismen, die recht hebben op een natuurlijke voorrang, niet toereikend zijn, en van de andere kant door de heilswil van God niet in de Kerk een andere universele gemeenschap is aangewezen ten dienste van de menselijke persoonlijkheid en ter verwezenlijking van deze godsdienstige doeleinden.