
Paus Benedictus XVI - 2 april 2008
Beminde broeders en zusters,
De datum van 2 april is in de herinnering van de Kerk gegrift als de dag waarop de Dienaar Gods, paus Johannes Paulus II, uit deze wereld is heengegaan. Wij herbeleven met ontroering de uren van die zaterdagavond, toen het nieuws van zijn dood werd onthaald door een grote biddende menigte die het Sint-Pietersplein vulde. Meerdere dagen waren de basiliek en dit plein van het Vaticaan werkelijk het hart van de wereld. Een ononderbroken stroom van bedevaarders bracht hulde aan het stoffelijk overschot van de eerbiedwaardige paus en ook zijn begrafenis werd een getuigenis van de achting en genegenheid die hij in de ziel van zeer vele gelovigen en mensen van overal op aarde, verworven had. Zoals drie jaar geleden, is ook nu weinig tijd verlopen sinds Pasen. Het hart van de Kerk is nog diep ondergedompeld in het mysterie van de verrijzenis van de Heer. Werkelijk, wij mogen heel het leven van mijn veelgeliefde voorganger, vooral zijn petrinisch ambt, lezen in het teken van de verrezen Christus. Hij koesterde een buitengewoon geloof in Hem en onderhield met Hem een diep, buitengewoon en ononderbroken gesprek. Onder zijn talrijke menselijke en bovennatuurlijke kwaliteiten, bezat hij namelijk die van een buitengewone spirituele en mystieke gevoeligheid. Het volstond hem gade te slaan als hij bad: hij dompelde zich letterlijk onder in God en het leek of hem in die momenten al het overige vreemd was. In de liturgievieringen zag men hem met aandacht aanwezig bij het mysterie dat zich aan het voltrekken was, met een grote bekwaamheid om de welsprekendheid van Gods woord in de ontwikkeling van de geschiedenis op het diepe niveau van Gods plan te vatten. De mis was voor hem, zoals hij dikwijls zei, het middenpunt van elke dag en van heel het bestaan. De levende en heilige werkelijkheid van de Eucharistie gaven hem de spirituele energie om het volk Gods op de weg van de geschiedenis te leiden.
Johannes Paulus II is op de vooravond van de tweede Paaszondag gestorven; op het einde van de “dag die de Heer heeft gemaakt”. Zijn doodsstrijd heeft zich die dag voltrokken, binnen de ruimte en tijd van de “achtste dag”, zo heeft de Allerheiligste Drie-eenheid het gewild door het werk van het mensgeworden, gestorven en verrezen Woord. Paus Johannes Paulus II heeft in zijn leven meerdere keren het bewijs geleverd dat hij reeds in zekere zin in deze spirituele dimensie leefde, vooral bij de uitvoering van zijn zending als paus. Zijn pontificaat was in zijn geheel en in de talrijke afzonderlijke momenten, voor ons inderdaad een teken en getuigenis van de verrijzenis van Christus. De paasdynamiek, die van het leven van Johannes Paulus II een totaal antwoord gemaakt heeft op de roeping van de Heer, kon niet tot uitdrukking komen zonder deelname aan het lijden en de dood van de Goddelijke Meester en Verlosser. Dit woord is zeker, beweert de apostel Paulus: “Als wij met Hem gestorven zijn, zullen wij met Hem leven. Als wij volharden, zullen wij met Hem heersen” (2 Tim. 2, 11-12). Sinds zijn kindertijd, had Karol Wojtyla begrepen dat dit waar is toen hij het kruis op zijn weg ontmoette, in zijn familie en zijn volk. Hij besloot zeer vlug het met Jezus te dragen, door in Zijn voetspoor te treden. Hij wou Zijn trouwe dienaar zijn, door in te gaan op de roeping van priester, als de gave en het engagement van heel zijn leven. Hij leefde met Hem en wou ook met Hem sterven. En dat alles door de bijzondere bemiddeling van de Allerheiligste Maagd Maria, Moeder van de Kerk, Moeder van de Verlosser, innig en daadwerkelijk verbonden met Zijn heilsmysterie van dood en verrijzenis.
Wij danken de Heer omdat Hij deze trouwe en moedige dienaar aan de Kerk gegeven heeft. Wij loven en zegenen de Allerzaligste Maagd Maria omdat Zij onophoudelijk over zijn persoon en ambt gewaakt heeft voor het welzijn van het christenvolk en de hele mensheid. En nu wij voor het heil van zijn uitverkoren ziel het verlossende Offer opdragen, vragen wij hem voor ieder van ons ten beste te spreken in de hemel en vooral voor mij, die door de Voorzienigheid geroepen ben om zijn onschatbaar geestelijk erfgoed in ontvangst te nemen. Moge de Kerk, zijn onderricht en voorbeeld volgend, haar zending van evangelisatie trouw en zonder compromis verder zetten, door de barmhartige liefde van Christus te verspreiden, bron van ware vrede voor de hele wereld.
Amen.