Paus Benedictus XVI - 16 april 2008
Ik heb dit thema in mijn toespraak al kort aangestipt. Het valt mij op dat hier in Amerika, anders dan in veel Europese landen, de seculiere mentaliteit niet per definitie tegen religie gekant is. Op het punt van de scheiding van Kerk en staat heeft de Amerikaanse maatschappij zich altijd gekenmerkt door een fundamenteel respect voor religie en de publieke functie daarvan, en uit opiniepeilingen komt naar voren dat het Amerikaanse volk diepgelovig is. Het is echter niet voldoende om je te verlaten op deze traditionele religiositeit en je verder nergens iets van aan trekken, terwijl de grondslagen van die religiositeit langzaam worden ondermijnd. Een serieuze benadering van de evangelisatie kan niet zonder een diepgaande diagnose van de elementen van de huidige Amerikaanse cultuur die echt een uitdaging opleveren voor het Evangelie. Wat natuurlijk essentieel is, is een juist begrip van de terechte autonomie van de seculiere orde, een autonomie die niet kan worden gescheiden van God de Schepper en zijn verlossingsplan. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 36 Het Amerikaanse secularisme levert wellicht een heel eigen probleem op: er is ruimte voor geloof in God en respect voor de publieke functie van religie en kerken, maar tegelijkertijd wordt het geloof op subtiele wijze gereduceerd tot de kleinste gemene deler. Geloof wordt een passieve aanvaarding dat bepaalde dingen ‘buiten ons’ waar zijn, echter zonder praktische relevantie voor het dagelijks leven. Het resultaat is een groeiende kloof tussen geloof en levenswijze: men leeft ‘alsof God niet bestaat’.1. De Heilige Vader wordt gevraagd naar zijn oordeel ten aanzien van het groeiende secularisme in het openbare leven en het relativisme in het intellectuele leven, en om zijn advies hoe hier pastoraal mee moet worden omgegaan en hoe de evangelisatie effectiever kan worden.
Dit wordt versterkt door een individualistische en eclectische benadering van geloof en religie: heel anders dan in de katholieke benadering van ‘denken met de Kerk’, meent ieder individu dat hij of zij het recht heeft om eruit te pikken wat van zijn of haar gading is, waarbij de uiterlijke sociale banden in stand worden gehouden zonder dat men zich innerlijk volledig bekeert tot de wet van Christus. In plaats van geestelijk getransformeerd en vernieuwd te worden, komen christenen daardoor gemakkelijk in de verleiding om zich te conformeren aan de geest van deze tijd Vgl. Rom. 12, 3 . We hebben dit plotseling zien gebeuren in het schandaal veroorzaakt door katholieken die een vermeend recht op abortus propageren. Op een dieper niveau dwingt het secularisme de Kerk om haar missie in en aan de wereld opnieuw te definiëren en actiever inhoud te geven. Zoals het Concilie aangaf, ligt hier een bijzondere verantwoordelijkheid voor de lekengelovigen. Wat naar mijn overtuiging nodig is, is een groter besef van het onverbrekelijke verband tussen Evangelie en natuurwet enerzijds en anderzijds het nastreven van het werkelijk menselijke goed, zoals dat vervat ligt in het burgerlijk recht en in persoonlijke morele keuzes. In een samenleving die persoonlijke vrijheid terecht hoog in het vaandel draagt, moet de Kerk in haar onderricht op alle niveaus – in de catechese, de prediking, op het seminarie en in het universitair onderwijs – met een apologie komen die gericht is op de bevestiging van de waarheid van de christelijke openbaring, de harmonie van geloof en denken en een juist begrip van vrijheid, gezien in positieve termen als een bevrijding van de beperkingen en als een bevrijding tot een authentiek en waardevol leven. Het Evangelie moet worden verkondigd en onderwezen als een omvattende manier van leven, die een aantrekkelijk en waarachtig antwoord biedt, zowel in intellectuele als praktische zin, op de werkelijke problemen van de mens. De ‘dictatuur van het relativisme’ is uiteindelijk niets minder dan een bedreiging van de ware menselijke vrijheid, die alleen tot wasdom komt in ruimhartigheid en trouw aan de waarheid.
Er valt natuurlijk nog veel meer te zeggen over dit onderwerp: tot besluit wil ik nog zeggen dat ik geloof dat de Kerk in Amerika op dit moment in de geschiedenis voor de uitdaging staat om de katholieke visie op de werkelijkheid nieuw leven in te blazen en op een aansprekende en creatieve manier te presenteren aan een samenleving die grossiert in recepten voor levensvervulling. Ik denk met name aan de noodzaak om jonge mensen in hun hart aan te spreken. Zij worden voortdurend geconfronteerd met boodschappen die lijnrecht tegenover het Evangelie staan, maar blijven desondanks hongeren naar wat authentiek, goed en waar is. Er zal veel moeten gebeuren, met name op het niveau van de verkondiging en de catechese in parochies en op scholen, om te zorgen dat de nieuwe evangelisatie zijn vruchten gaat afwerpen voor de vernieuwing van het kerkelijk leven in Amerika.
Dit heeft voor een groot deel zeker te maken met het wegvallen van een religieuze cultuur, soms geringschattend aangeduid als ‘getto’, die maakte dat mensen vanzelfsprekender lid waren van en zich identificeerden met de Kerk. Zoals ik net al zei, is één van de grootste uitdagingen waarvoor de Kerk in dit land staat, het vinden van een katholieke identiteit die niet zozeer is gebaseerd op uiterlijke kenmerken als wel op een manier van denken en leven die zijn grondslag heeft in het Evangelie en verrijkt wordt door de levende traditie van de Kerk.2. De Heilige Vader wordt gevraagd naar de “geleidelijke wijze” waarop katholieken de geloofspraktijk verlaten: soms is het een expliciete keuze, maar vaak gaan mensen ongemerkt en geleidelijk aan steeds minder naar de mis en identificeren zij zich steeds minder met de Kerk.
Het gaat hierbij natuurlijk ook om factoren als religieus individualisme en schandalen. De kern is: het geloof kan alleen overleven als het wordt gevoed, als het zich uit in liefde Vgl. Gal. 5, 6 . Vinden mensen het tegenwoordig moeilijk om God te ontmoeten in onze kerken? Is onze prediking zouteloos geworden? Zou het kunnen dat veel mensen vergeten zijn of nooit echt geleerd hebben hoe zij in en met de Kerk kunnen bidden?
Ik heb het hier niet over mensen die de Kerk verlaten om elders persoonlijke religieuze ‘ervaringen’ te zoeken. Dat is een pastorale kwestie die op zichzelf moet worden bezien. Ik denk dat we het hebben over mensen die van de weg geraakt zijn, die hun geloof in Christus niet bewust hebben losgelaten, maar om welke reden dan ook geen leven hebben kunnen putten uit de liturgie, de sacramenten en de prediking. Toch is het christelijk geloof, zoals we weten, in essentie kerkelijk. Zonder een levende band met de gemeenschap kan het persoonlijk geloof nooit tot volle wasdom komen. Dat kan dan, om terug te komen op de vraag, resulteren in een geleidelijke geloofsverzaking. Ik wil graag twee korte opmerkingen maken over het probleem van de geleidelijke kerkverlating, die u hopelijk zullen helpen om hier verder over na te denken.
In de eerste plaats wordt het, zoals u weet, in onze westerse samenlevingen steeds moeilijker om op een betekenisvolle manier over ‘verlossing’ te spreken. Toch is verlossing – de verlossing van de realiteit van het kwaad en de gave van een nieuw leven en vrijheid in Christus – de kern van het Evangelie. We moeten, zoals ik al aangaf, nieuwe en aansprekende manieren vinden om deze boodschap te verkondigen en in mensen de honger wakker te roepen naar de vervulling die alleen Christus kan schenken. In de liturgie van de Kerk en bovenal in het Sacrament van de Eucharistie komen deze realiteiten het sterkst tot uitdrukking en worden zij deel van het leven van de gelovigen. Misschien moeten we nog veel meer doen om invulling te geven aan het beeld dat het Concilie schetste van de liturgie als uitoefening van het algemene priesterschap en stimulans tot een vruchtbaar apostolaat in de wereld.
Ten tweede moeten we met bezorgdheid vaststellen dat er in veel van de van oudsher christelijke samenlevingen vrijwel geen sprake meer is van een eschatologisch besef. Zoals u weet, heb ik dit probleem ook gesignaleerd in de Encycliek Paus Benedictus XVI - Encycliek
Spe Salvi
Liefde in Waarheid - Over de Christelijke hoop
(30 november 2007). Ik volsta ermee te zeggen dat geloof en hoop zich niet beperken tot deze wereld: als theologische deugden verbinden zij ons met de Heer en leiden zij ons niet alleen tot de vervulling van onze eigen bestemming, maar tot de vervulling van heel de schepping. Geloof en hoop zijn de inspiratiebron en basis van al ons werk ter voorbereiding van de komst van het koninkrijk van God. Er kan in het christendom geen plaats zijn voor louter persoonlijk geloof: Christus is de Verlosser van de wereld en wij kunnen als leden van zijn Lichaam die delen in zijn profetische, priesterlijke en koninklijke munera, onze liefde voor Hem niet losmaken van onze toewijding aan de opbouw van de Kerk en de verbreiding van zijn koninkrijk. Als religie een puur persoonlijke aangelegenheid wordt, verliest zij haar ziel.
Ik wil afsluiten met een vanzelfsprekende opmerking. De velden zijn nog altijd rijp voor de oogst Vgl. Joh. 4, 35 ; God blijft groei geven Vgl. 1 Kor. 3, 6 . We kunnen en moeten geloven, met paus Johannes Paulus II, dat God een nieuwe lente voor het christendom voorbereidt. Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Over de blijvende geldigheid van de missie-opdracht, Redemptoris Missio (7 dec 1990), 86 Wat op dit moment in de geschiedenis van de Kerk in Amerika bovenal nodig is, is een vernieuwing van het apostolische vuur dat haar herders inspireert om actief op zoek te gaan naar wie verloren is geraakt, om te verbinden wie verwond is en kracht te geven aan wie kwijnen Vgl. Ez. 34, 16 . En dat vraagt, zoals ik al eerder zei, om een nieuwe manier van denken die gebaseerd is op een grondige diagnose van de problemen van deze tijd en een streven naar eenheid ten dienste van de missie van de Kerk aan de huidige generatie.
Laten we eerlijk zijn: een bloeiend aanbod van roepingen tot het priesterschap en het religieuze leven is een teken van gezondheid van een plaatselijke Kerk. Er is op dat punt echter geen ruimte voor zelfgenoegzaamheid. God blijft jonge mensen roepen; het is aan ons om mensen te stimuleren om volmondig en vrij aan die roeping gehoor te geven. Deze genade mag echter nooit als vanzelfsprekend worden beschouwd.3. De Heilige Vader wordt gevraagd hoe hij denkt over de afname van het aantal roepingen, ondanks de toename van het aantal katholieken, en welke redenen tot hoop hij ziet in de persoonlijke kwaliteiten en het verlangen naar heiligheid van de kandidaten die zich wel aandienen.
Jezus draagt ons in het Evangelie op om te bidden dat de Heer van de oogst arbeiders zal sturen. Hij erkent zelfs dat er maar weinig arbeiders zijn gezien de grootte van de oogst Vgl. Mt. 9, 37-38 . Vreemd genoeg denk ik vaak dat juist het gebed – het unum necessarium – het enige aspect van het roepingenwerk is dat we vaak vergeten of onderschatten!
Ik bedoel niet alleen de gebeden om roepingen. Het gebed, zoals dat wordt geboren in het katholieke gezin en wordt gevoed door christelijke vormingsprogramma’s en gesterkt door de genade van de sacramenten, is de eerste manier waarop wij te weten komen wat God met ons leven wil. Als wij jonge mensen leren bidden, goed leren bidden, werken we samen met Gods roeping. Programma’s, plannen en projecten moeten er ook zijn, maar het besef van een roeping is in de eerste plaats de vrucht van een intieme relatie tussen de Heer en zijn discipelen. Als jonge mensen weten hoe zij moeten bidden, weten zij gerust ook wat zij moeten doen als God hen roept.
We zien tegenwoordig dat veel jonge mensen in toenemende mate verlangen naar heiligheid en dat zich weliswaar minder mensen aandienen, maar dat degenen die naar voren treden, zeer bevlogen en veelbelovend zijn. Het is belangrijk om naar hen te luisteren, hun ervaringen te begrijpen en hen aan te moedigen om hun leeftijdsgenoten te wijzen op de behoefte aan toegewijde priesters en religieuzen, en op de schoonheid van een leven van dienstbetoon aan de Heer en zijn Kerk. Er wordt naar mijn mening veel gevraagd van de verantwoordelijken voor het roepingenwerk: de kandidaten moeten net als voorheen een grondige intellectuele en menselijke vorming krijgen die hen in staat stelt om niet alleen te kunnen reageren op de werkelijke vragen en behoeften van hun medemensen, maar ook om te groeien in hun eigen bekering en om een leven lang trouw te blijven aan hun roeping. U bent zich, als bisschoppen, bewust van het offer dat wordt gevraagd als u het verzoek krijgt één van uw beste priesters aan het seminarie af te staan. Ik wil u aansporen om hier grootmoedig mee om te gaan, in het belang van heel de Kerk.
Tot besluit: ik denk dat u uit ervaring weet dat de meeste van uw medepriesters gelukkig zijn met hun roeping. Wat ik zei in mijn toespraak over het belang van eenheid en samenwerking binnen het presbyterium, geldt ook hier. We moeten ons losmaken van steriele scheidslijnen, meningsverschillen en vooropgezette ideeën en samen luisteren naar de stem van de Geest die de Kerk de weg wijst naar een hoopvolle toekomst. We weten allemaal hoe belangrijk de priesterlijke broederschap voor ons is. Die broederschap is niet alleen een kostbaar bezit, maar ook een rijke bron om uit te putten voor de vernieuwing van het priesterschap en de begeleiding van nieuwe roepingen.
Ik wil u graag aanmoedigen om gebruik te maken van gelegenheden om broederlijk in gesprek te komen met uw priesters, met name de jonge priesters. Ik ben ervan overtuigd dat dit veel vruchten zal afwerpen die verrijkend zijn voor henzelf, die hun liefde voor het priesterschap en de Kerk zullen versterken en hun apostolaat effectiever zullen maken.
Dierbare medebisschoppen, met deze overwegingen moedig ik u allen aan in uw dienst aan de gelovigen die aan uw pastorale zorg zijn toevertrouwd en vertrouw ik u toe aan de liefdevolle voorspraak van de Onbevlekte Maagd Maria, Moeder van de Kerk.