H. Paus Johannes Paulus II - 22 mei 1994
De verklaring herhaalt en verklaart de door Paus Paulus VI aangegeven redenen van deze leer, waarbij als conclusie wordt getrokken, dat de Kerk zich niet de volmacht toeeigent: "Vrouwen tot de priesterwijding toe te laten" Vgl. Congregatie voor de Geloofsleer, Verklaring aangaande de vraag over het toelaten van vrouwen tot het ambtelijk priesterschap, Inter Insigniores (15 okt 1976), 4 Aan deze fundamentele redenen voegt het document nog theologische redenen toe, die juistheid van de Goddelijke beslissing voor de Kerk verklaart en het toont duidelijk dat de handelswijze van Christus niet op sociologische of culturele motieven van die tijd terug te voeren is. Paus Paulus VI ging dus verder met te verklaren: "Dat de werkelijke reden daarin ligt, dat Christus het zo vastgelegd heeft, toen Hij de Kerk met deze diepere grondwet en haar theologische antropologie voorzien heeft, die dan vervolgens in de traditie van de Kerk steeds gevolgd is." H. Paus Paulus VI, Angelus/Regina Caeli, Over de rol van de vrouw in het heilsplan (30 jan 1977), 4. Insegnamenti, Bd. XV, 1977, 111 Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over de roeping en de zending van de leken in de Kerk, Christifideles laici (30 dec 1988), 51 Vgl. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1577
In de Apostolische Brief H. Paus Johannes Paulus II - Apostolische Brief
Mulieris Dignitatem
Over de waardigheid en de roeping van de vrouw
(15 augustus 1988) heb ik hierover het volgende geschreven: "Wanneer Christus alleen mannen tot Zijn Apostelen geroepen heeft, deed Hij dit volledig vrij en onafhankelijk. Hij deed met dezelfde vrijheid, waarmee Hij in Zijn gehele omgang de waarde en roeping van de vrouw heeft aangegeven, zonder Zich naar de heersende zeden en naar de door de toenmalige wetgeving getolereerde traditie te richten." H. Paus Johannes Paulus II, Apostolische Brief, Over de waardigheid en de roeping van de vrouw, Mulieris Dignitatem (15 aug 1988), 26
Inderdaad verkondigen de Evangeliën en de Handeling van de Apostelen, dat die roeping overeenstemt met de eeuwige plannen van God: Christus koos hen die Hij wilde Vgl. Mc. 3, 13-14 Vgl. Joh. 6, 70 , en deed dat tezamen met Zijn Vader "door de heilige Geest" (Hand. 1, 2), nadat Hij de nacht in gebed had doorgebracht. Vgl. Lc. 6, 12
Daarom heeft de Kerk bij de toelating tot het priesterschap Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 28 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over het leven en dienst van de priester, Presbyterorum Ordinis (7 dec 1965), 2 steeds als vaststaande norm de handelswijze van haar Heer overgenomen die Hij gebruikte bij de verkiezing van de twaalf mannen, die Hij als grondsteen van Zijn Kerk gelegd heeft Vgl. Openb. 21, 14 . Ze nemen inderdaad niet alleen een functie over, die dan ieder willekeurig lid van de Kerk uitgeoefend kan worden, maar ze werden op bijzondere wijze en zeer diepgaand met de zending van het Vleesgeworden Woord zelf verbonden. Vgl. Mt. 10, 1.7-8 Vgl. Mt. 28, 16-20 Vgl. Mc. 3, 13-15 Vgl. Mc. 16, 14-15 . De Apostelen handelden op dezelfde wijze, toen zijn hun medewerkers uitkozen Vgl. 1 Tim. 3, 1-13 Vgl. 2 Tim. 1, 6 Vgl. Tit. 1, 5-9 die hen in hun ambt zouden gaan opvolgen. Vgl. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1577 In deze keuze zijn ook die begrepen, die door de geschiedenis van de Kerk heen de zending van de Apostelen voort zouden zetten, Christus, de Heer en Verlosser, tegenwoordig te stellen. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 20-21