TOT DE ALGEMENE VERGADERING VAN DE VERENIGDE NATIES, NEW YORK
(Soort document: Paus Benedictus XVI - Toespraak)
Paus Benedictus XVI -
18 april 2008
Tot de mensenrechten behoort natuurlijk
ook het recht op godsdienstvrijheid, opgevat
als de uitdrukking van een tegelijkertijd
individuele en gemeenschapsdimensie,
een visie die de eenheid van de
persoon benadrukt en daarbij duidelijk
onderscheid maakt tussen de dimensie
van de burger van die van de gelovige.
Het optreden van de Verenigde Naties
heeft de afgelopen jaren veilig gesteld,
dat het publieke debat ruimte geeft aan
gezichtspunten die door een religieuze
visie worden geïnspireerd in al zijn dimensies,
zoals rituelen, eredienst, onderwijs,
informatieverspreiding en de vrijheid
van belijdenis en keuze van religie.
Het is dan ondenkbaar, dat gelovigen een
deel van zichzelf zouden moeten onderdrukken
– hun geloof – om actieve burgers
te kunnen worden. Het zou nooit
nodig moeten zijn God te ontkennen om
zijn rechten te kunnen genieten. De rechten
die samenhangen met religie hebben
zelfs meer bescherming nodig, wanneer
ze worden beschouwd als strijdig met de
heersende wereldlijke ideologie of met
religieuze meerderheidsstandpunten van
exclusieve aard. De volledige garantie
van godsdienstvrijheid kan niet worden
beperkt tot vrije beoefening van de eredienst,
maar moet ook de publieke dimensie
van godsdienst in de beschouwing
betrekken, en dan ook de mogelijkheid
van gelovigen om hun taak te vervullen
bij de opbouw van de sociale orde. Ze
doen dat in feite ook, bijvoorbeeld door
hun invloedrijke en belangeloze betrokkenheid
bij een uitgebreid netwerk van
initiatieven, dat zich uitstrekt van universiteiten,
wetenschappelijke instellingen
en scholen, tot zorginstellingen en liefdadigheidsorganisaties
in dienst voor de
armsten en meest uitgeslotenen. Weigering
om de bijdrage aan de maatschappij
te erkennen, die wortelt in de religieuze
dimensie en de zoektocht naar de Absolute
– die naar zijn aard eenheid tussen personen
uitdrukt – zou feitelijk een individualistische
benadering bevoorrechten en
de eenheid van de persoon verbreken.