Paus Benedictus XVI - 29 juni 2009
CARITAS IN VERITATE Liefde in Waarheid - Over de integrale ontwikkeling van de mens in liefde en waarheid |
|||
► | De ontwikkeling van de volken en de techniek |
De ontwikkeling van de volken is nauw verbonden met die van iedere individuele mens. De mens is van nature op dynamische wijze gericht op zijn eigen ontwikkeling. Daarbij gaat het niet om een door natuurlijke mechanismen gegarandeerde ontwikkeling, want ieder van ons weet dat hij in staat is vrije en verantwoordelijke beslissingen te nemen. Het gaat ook niet om een ontwikkeling die aan onze willekeur wordt overgelaten, daar wij allen weten dat we een gave zijn en niet ons eigen product. Onze vrijheid wordt ten diepste bepaald door ons wezen en de grenzen daarvan. Niemand vormt eigenmachtig het eigen bewustzijn, maar allen bouwen het eigen “ik” op, op basis van een “zelf” dat ons gegeven is. We kunnen niet over andere mensen beschikken en ook niet over onszelf. De ontwikkeling van de mens komt niet tot wasdom als hij zich aanmatigt dat hij zijn eigen en enige schepper is. Op dezelfde wijze raakt de ontwikkeling van de volken uit de koers, als de mensheid denkt zichzelf te kunnen herscheppen, indien ze zich bedient van de “wonderen” van de techniek. Zo blijkt ook de economische ontwikkeling bedrieglijk en schadelijk te zijn als deze zich toevertrouwt aan de “wonderen” van de financiële wereld, om een onnatuurlijke en op consumptie gerichte groei te steunen. Tegenover deze prometheïsche aanmatiging moeten wij de liefde versterken voor een vrijheid die niet willekeurig is, doch door de erkenning van het goede dat eraan vooraf gaat menselijker is geworden. Daarvoor moet de mens weer tot zichzelf komen om de fundamentele normen van de natuurwet te erkennen, die God hem in het hart gegrift heeft.
Het probleem van de ontwikkeling is vandaag de dag nauw verbonden met de technologische vooruitgang en met de verbazingwekkende toepassing ervan op het gebied van de biologie. De techniek – dat moet hier onderstreept worden – is een verschijnsel dat ten diepste menselijk is en verbonden met de autonomie en de vrijheid van de mens. De macht van de geest over de materie komt tot uitdrukking en wordt bevestigd in de techniek. “De geest van de mens, meer vrij van de slavernij aan de dingen, (kan) gemakkelijker gebracht worden tot de verering en beschouwing van de Schepper zelf”. H. Paus Paulus VI, Encycliek, Over de ontwikkeling van de volken, Populorum Progressio (26 mrt 1967) Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 57 De techniek stelt ons in staat de materie te beheersen, de risico’s te verminderen, ons moeite te besparen, de levensomstandigheden te verbeteren. De techniek is in overeenstemming met de wezenlijke roeping van de menselijke arbeid: in de techniek, die gezien wordt als werk van zijn geest, herkent de mens zichzelf en verwezenlijkt hij zijn eigen menszijn. De techniek is het objectieve aspect van de menselijke arbeid, Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Op de negentigste verjaardag van de encycliek Rerum Novarum, Laborem Exercens (14 sept 1981), 5 waarvan de oorsprong en het bestaansrecht is gelegen in het subjectieve element: de werkende mens. Daarom is de techniek nooit alleen maar techniek. De techniek toont de mens en zijn streven naar ontwikkeling en brengt de spanning van de menselijke geest tot uitdrukking bij het stapsgewijs overwinnen van bepaalde materiële beperkingen. De techniek voegt zich dus in in de opdracht “de aarde te bewerken en te beheren” Vgl. Gen. 2, 15 , die God de mens heeft toebedeeld, en moet er daarom op gericht zijn die band tussen de mens en het milieu te versterken, die de spiegel van Gods scheppende liefde moet zijn.
Technologische ontwikkeling kan verleiden tot het idee dat de techniek op zich voldoende is, als de mens zich slechts de vraag naar het hoe stelt en geen aandacht besteedt aan de vele vragen naar het waarom, waardoor hij aangespoord wordt tot handelen. Dat is de reden waarom de techniek twee gezichten heeft. Omdat de techniek voortkomt uit de menselijke creativiteit als werktuig van de vrijheid van de persoon, kan deze als element van absolute vrijheid worden verstaan, de vrijheid die wil afzien van de grenzen die de dingen in zich dragen. Het globaliseringsproces zou ideologieën kunnen vervangen door techniek, Vgl. H. Paus Paulus VI, Apostolische Brief, Aan Maurice Kardinaal Roy, bij gelegenheid van de 80ste verjaardag van Rerum Novarum, Octogesima Adveniens (14 mei 1971), 29 die zelf tot een ideologische macht is geworden en de mensheid blootstelt aan het gevaar zich opgesloten te vinden in een a priori waaruit zij niet kan uitbreken, om het wezen en de waarheid te ontmoeten. In dat geval zouden wij al onze levensomstandigheden erkennen, inschatten en bepalen binnen een technocratisch cultuurperspectief, zonder ooit een zin te ontdekken, die wij niet zelf hebben voortgebracht. Deze voorstelling van zaken versterkt vandaag de dag de technische mentaliteit zodanig dat men het ware met het maakbare laat samenvallen. Als echter efficiëntie en nut de enige criteria van de waarheid zijn, wordt de ontwikkeling automatisch ontkend. Want echte ontwikkeling bestaat niet op de eerste plaats uit handelen. De sleutel van de ontwikkeling is een verstand dat in staat is de techniek te doordenken en de ten diepste menselijke zin van het handelen van de mens te vatten, binnen het begripsvermogen van de persoon in de totaliteit van zijn wezen. Ook als de mens middels een satelliet of een op afstand bestuurde elektronische impuls werkt, blijft zijn handelen altijd menselijk, uitdrukking van verantwoordelijke vrijheid. De techniek heeft grote aantrekkingskracht op de mens, omdat deze hem bevrijdt van fysieke beperkingen en zijn horizon verbreedt. Maar de menselijke vrijheid is alleen werkelijk zichzelf, als ze op de betovering van de techniek antwoordt met beslissingen, die de vrucht zijn van morele verantwoordelijkheid. Daaruit volgt de dringende noodzaak tot vorming wat betreft moreel verantwoord omgaan met techniek. Uitgaande van de fascinatie die de techniek voor de mens heeft, moet men de ware zin van de vrijheid herwinnen, die niet bestaat uit de roes van een totale autonomie, maar uit het antwoord op de oproep van het wezen, te beginnen met het wezen dat wij zelf zijn.
Het belangrijkste en meest beslissende gebied van de culturele strijd tussen de absolute aanspraken van de techniek en de morele verantwoordelijkheid van de mens is vandaag de dag de bio-ethiek, waar de mogelijkheid van een totale menselijke ontwikkeling zelf op het spel staat. Het gaat om een uiterst precair en cruciaal gebied waar, met dramatische kracht, de vraag wordt gesteld of de mens zichzelf heeft voortgebracht, of dat hij afhankelijk is van God. De wetenschappelijke ontdekkingen op dit terrein en de mogelijkheden van technische ingrepen lijken zo geavanceerd te zijn dat ze ons stellen voor de keuze tussen twee soorten van rationaliteit: de rede die openstaat voor transcendentie of de rede die opgesloten is in de immanentie. Zo staat men voor een beslissend “of, of”. De rationaliteit van het op zichzelf gerichte technische maken toont echter aan dat het irrationeel is, omdat het een stellige afwijzing van zin en waarde met zich meebrengt. Het is niet toevallig dat het zich afsluiten voor transcendentie hevig in botsing komt met de moeilijkheid van het denken hoe uit het niets het zijn zou zijn voortgekomen en uit het toeval de rede. Vgl. Paus Benedictus XVI, Toespraak, Tot de deelnemers aan het vierde algemene vergadering van de Italiaanse Kerkprovincie - Jaarbeurshal te Verona, Het getuigenis van de verrezen Christus - Over de aanwezigheid van de Kerk in de samenleving (19 okt 2006) Vgl. Paus Benedictus XVI, Homilie, H. Mis op het Islinger Feld bij Regensburg, De mens zonder God is niet mogelijk (12 sept 2006) Geconfronteerd met deze dramatische problemen, helpen rede en geloof elkaar wederzijds. Alleen gezamenlijk zullen ze de mens redden. De door zuiver technisch handelen geboeide rede is zonder het geloof ertoe veroordeeld zich te verliezen in de illusie van de eigen almacht. Het geloof zonder de rede loopt het gevaar vervreemd te raken van het concrete leven van de mensen. Vgl. Congregatie voor de Geloofsleer, Instructie betreffende zekere bio-ethische vraagstukken, Dignitas Personae (8 sept 2008)