Paus Benedictus XVI - 29 juni 2009
Het subsidiariteitsbeginsel moet nauw verbonden blijven met het solidariteitsbeginsel en omgekeerd. Want zoals de subsidiariteit zonder solidariteit afglijdt in een sociaal particularisme, zo is het eveneens waar dat de solidariteit zonder subsidiariteit afglijdt in een sociaal systeem dat de behoeftigen vernedert. Deze algemene regel moet eveneens zorgvuldig in acht genomen worden als het gaat om vragen met betrekking tot internationale ontwikkelingshulp. Die kan, los van de bedoelingen van de gevers, soms een volk in een toestand van afhankelijkheid houden, of zelfs situaties van plaatselijke overheersing en uitbuiting in het hulpontvangende land in de hand werken. Wil economische hulp oprecht zijn, dan mag er geen sprake zijn van bijbedoelingen. Die hulp moet worden geboden niet alleen met betrokkenheid van de regeringen van de landen in kwestie, maar ook van de plaatselijke bedrijvigheid en de cultuurdragers van de burgermaatschappij, waaronder de plaatselijke kerken. Hulpprogramma’s moeten in steeds grotere mate worden gekenmerkt door aanvulling en deelname vanuit de basis. Het is namelijk waar dat in de landen die ontwikkelingshulp ontvangen de grootste hulpbron de rijkdom aan mensen is: dat is het echte kapitaal dat moet groeien, om de armste landen te verzekeren van een werkelijk autonome toekomst. Daarom moet eraan herinnerd worden dat op economisch gebied de belangrijkste hulp waaraan de ontwikkelingslanden behoefte hebben, bestaat in het stapsgewijs toelaten en bevorderen van hun producten op de wereldmarkten en zo hun deelname aan het internationale, economische leven mogelijk te maken. Al te vaak is in het verleden hulp gebruikt om slechts marginale markten voor de producten van deze landen te creëren. Dat was vaak het gevolg van het feit dat er geen echte vraag naar deze producten was. Daarom is het noodzakelijk deze landen te helpen hun producten te verbeteren en ze beter aan te passen aan de vraag. Bovendien hebben sommigen vaak de concurrentie van de invoer van – gewoonlijk agrarische – producten uit economisch armere landen gevreesd. Niettemin moet eraan herinnerd worden dat voor deze landen het op de markt brengen van zulke producten dikwijls betekent dat ze op korte en lange termijn kunnen overleven. Een rechtvaardige en evenwichtige wereldhandel op agrarisch gebied kan voor iedereen voordeel hebben, zowel wat betreft vraag als aanbod. Daarom is het niet alleen noodzakelijk deze productie commercieel te regelen, maar ook ondersteunende internationale handelsregels vast te leggen en de financiering voor de ontwikkeling te versterken, met het doel deze economieën productiever te maken.