Paus Benedictus XVI - 29 juni 2009
Als men de thematiek beschouwt, die zich bezig houdt met de relatie tussen onderneming en ethiek, evenals de ontwikkeling die het productiesysteem doormaakt, dan lijkt het alsof het tot nu algemeen verbreide onderscheid tussen bedrijven met winstoogmerk (profit) en organisaties zonder winstoogmerk (non profit) niet langer in staat is rekenschap te geven van de daadwerkelijke situatie of effectief vorm te geven aan toekomstige ontwikkelingen. In de laatste decennia is een breed gebied ontstaan dat tussen beide soorten onderneming in ligt. Het bestaat uit traditionele ondernemingen, die echter toch overeenkomsten voor hulp aan onderontwikkelde landen hebben ondertekend, uit caritatieve instellingen die gepromoot worden door individuele bedrijven, uit groepen van ondernemingen die gericht zijn op doelen met sociaal nut, uit de bonte wereld van de vertegenwoordigers van de zogenaamde openbare economie en de gemeenschapseconomie. Het gaat niet alleen om een “derde sector”, maar om een nieuwe, omvangrijke, samengestelde werkelijkheid, die de particuliere en de openbare sector omvat en winst niet uitsluit, doch die beschouwt als middel voor de verwezenlijking van menselijke en sociale doelen. De vraag of deze ondernemingen de winsten al dan niet verdelen, of dat ze een of andere structuur hebben, die is voorzien door bestaande juridische regels, is van secundair belang, gegeven hun bereidheid de winst te zien als middel om te komen tot een vermenselijking van de markt en de samenleving. Het is te wensen dat deze nieuwe bedrijfsvormen in alle landen ook een bijpassende juridische en fiscale structuur zullen vinden. Zonder de traditionele bedrijfsvormen iets van hun economische betekenis en nut te ontnemen, zorgen de nieuwe vormen ervoor dat het systeem zich ontwikkelt tot een meer heldere en volkomen aanvaarding van de verplichtingen van de kant van de vertegenwoordigers van het bedrijfsleven. En niet alleen dat. Juist de veelsoortigheid van de institutionele bedrijfsvormen zou een menselijkere en tegelijkertijd concurrerende markt moeten doen ontstaan.