Paus Benedictus XVI - 29 juni 2009
Niet alleen de situatie van armoede veroorzaakt nog altijd hoge cijfers van kindersterfte in vele gebieden, maar in verschillende delen van de wereld worden door regeringen nog steeds vormen van bevolkingscontrole in praktijk gebracht, die dikwijls contraceptie bevorderen en zelfs zover gaan dat abortus verplicht wordt. In de economisch meer ontwikkelde landen is tegen het leven gerichte wetgeving wijdverbreid en heeft gewoonte en praktijk reeds beslissend beïnvloed; dit draagt bij tot de verbreiding van een anti-geboorte mentaliteit, die men dikwijls ook probeert over te brengen op andere landen, alsof dit een vorm van culturele vooruitgang zou zijn.
Sommige niet-gouvernementele organisaties (NGO’s) werken actief voor de verbreiding van abortus en bevorderen soms in arme landen de keuze voor sterilisatie, ook bij vrouwen die zich niet bewust zijn van de betekenis van de ingreep. Bovendien bestaat de gegronde verdenking dat af en toe ontwikkelingshulp zelf is verbonden met bepaalde vormen van gezondheidsbeleid, die de facto strenge maatregelen van geboortebeperking opleggen. Eveneens zorgwekkend is de wetgeving waarin wordt voorzien in euthanasie, en evenzo verontrustend de druk van nationale en internationale groepen om de juridische erkenning hiervan te eisen.
Openheid voor het leven vormt de kern van de ware ontwikkeling. Als een samenleving de weg inslaat van het weigeren of onderdrukken van het leven, zal deze uiteindelijk niet meer de nodige motivatie en energie vinden om zich in te zetten voor het ware welzijn van de mens. Als de persoonlijke en sociale zin voor de aanvaarding van een nieuw leven verloren gaat, dan verdorren ook andere voor het sociale leven nuttige vormen van aanvaarding. Vgl. Paus Benedictus XVI, Boodschap, Boodschap voor Wereldvrededag, 1 januari 2007, De menselijke persoon - hart van de vrede (8 dec 2006), 5 De aanvaarding van het leven versterkt de morele krachten en stelt mensen in staat tot wederzijdse hulpverlening. Als rijke volken de ontvankelijkheid voor het leven koesteren, kunnen ze de behoeften van de arme volken beter begrijpen en het gebruik van enorme economische en intellectuele hulpbronnen voor de bevrediging van egoïstische wensen bij de eigen burgers vermijden. In plaats daarvan kunnen ze dan goede handelingen met het oog op een moreel gezonde en solidaire productie bevorderen, met eerbiediging van het grondrecht van ieder volk en iedere mens op leven.