• Database vol kerkelijke documenten
  • Geloofsverdieping
  • Volledig in het Nederlands
  • Beheerd door vrijwilligers

Zoeken in kerkelijke documenten en berichten

x
Juist omdat ze gezonden zijn door de Heer, krijgen de Twaalf de naam “apostelen”. Ze zijn uitgekozen om langs de straten van de wereld te trekken en het Evangelie te verkondigen als getuigen van de dood en de verrijzenis van Christus. De heilige Paulus schrijft aan de christenen van Korinte: “Wij –de apostelen dus - verkondigen een gekruisigde Christus” (1 Kor. 1, 23). De Handelingen van de Apostelen schrijven in dit evangelisatieproces ook een belangrijke rol toe aan andere leerlingen. De omstandigheden waaraan hun missionaire roeping ontspringt zijn providentieel en soms pijnlijk, zoals het verjaagd worden uit hun eigen land omdat ze volgelingen van Christus zijn Vgl. Hand. 8, 1-4 . De Heilige Geest maakt het mogelijk dat deze beproeving verandert in een moment van genade. Het wordt de aanzet om de naam van de Heer aan andere volkeren te verkondigen en om op die manier de kleine kring van de christelijke gemeenschap uit te breiden. Het gaat om mannen en vrouwen die, zoals Lucas in de Handelingen schrijft, “zich met hart en ziel inzetten voor de naam van onze Heer Jezus Christus” b:Hand. 15, 26]. De eerste die door de Heer zelf geroepen werd en daardoor een echte Apostel was, is ongetwijfeld Paulus van Tarsus. De geschiedenis van Paulus, de grootste missionaris aller tijden, maakt vanuit vele gezichtspunten duidelijk welke band er is tussen roeping en zending. Tegenover de beschuldiging van zijn tegenstanders dat hij niet gemachtigd is voor het apostelambt, beroept Paulus zich telkens weer op zijn roeping die hij rechtstreeks van de Heer ontvangen heeft. Vgl. Rom. 1, 1 Vgl. Gal. 1, 11-12.15-17 .
In het begin maar ook later is het telkens de “liefde van Christus” die de apostelen “drijft” Vgl. 2 Kor. 5, 14 . Als trouwe dienaren van de Kerk, gevoelig voor het handelen van de Heilige Geest, zijn ontelbare missionarissen door de eeuwen heen in de voetsporen van de eerste leerlingen getreden. Het Tweede Vaticaans Concilie merkt op: “Ofschoon op iedere leerling van Christus de plicht rust om naar vermogen het geloof te verbreiden, roept Christus de Heer toch altijd uit zijn leerlingen degenen, die Hij zelf wil, om Hem te vergezellen en door Hem uitgezonden te worden voor de prediking aan de volken Vgl. Mc. 3, 13-15 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de missie-activiteit van de Kerk, Ad Gentes Divinitus (7 dec 1965), 23. De liefde van Christus moet aan de broeders doorgegeven worden door voorbeeld en met woorden, door heel het leven. Mijn hooggeachte voorganger Johannes Paulus II schreef: “De speciale zending (roeping) van de missionarissen ad vitam behoudt heel haar geldigheid. Zij vormt het paradigma voor de missieijver van de Kerk, welke steeds radicale en totale overgave en nieuwe en vurige impulsen nodig heeft.” H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Over de blijvende geldigheid van de missie-opdracht, Redemptoris Missio (7 dec 1990), 66.

Document

Naam: ROEPINGEN TEN DIENSTE VAN DE EVANGELISERING VAN DE KERK
Roepingenzondag - 4e Zondag van Pasen (13 april 2008)
Soort: Paus Benedictus XVI - Boodschap
Auteur: Paus Benedictus XVI
Datum: 3 december 2007
Copyrights: © 2008, Libreria Editrice Vaticana
Vertaling: www.roepingen.be
Bewerkt: 7 november 2019

Opties

Internetadres
Print deze pagina
Dit document bestellen
Startpagina van dit document
Referenties naar dit document
Referenties vanuit dit document
RK Documenten wordt mogelijk gemaakt door donaties van gebruikers.
© 1999 - 2024, Stg. InterKerk, Schiedam, test