H. Paus Johannes Paulus II - 23 november 2003
Mijn hartenwens is dat het bidden voor roepingen nog intensiever wordt; gebed is aanbidding voor het mysterie van God, en dankzegging voor de "grote dingen" die Hij tot stand heeft gebracht en onophoudelijk uitdraagt, ondanks de menselijke zwakheid. Beschouwend gebed is vervuld van verwondering en dankbaarheid voor de gave van roepingen.
De Eucharistie staat in het centrum van alle gebedsinitiatieven. Het Sacrament van het Altaar is van doorslaggevende waarde voor het ontstaan van roepingen en voor het volharden ervan. Want uit het verlossingsoffer van Christus kunnen zij die geroepen zijn de kracht putten zich onverschrokken aan de verkondiging van het Evangelie te wijden. Het is goed dat de aanbidding van het Allerheiligste Sacrament hand in hand gaat met het vieren van de Eucharistie, om zo in zekere zin het mysterie van de Heilige Mis te verlengen.
Christus te beschouwen, waarachtig en substantieel aanwezig onder de gedaanten van Brood en Wijn, kan in het hart van iemand die geroepen wordt tot het priesterschap of tot een bijzondere zending in de Kerk, hetzelfde enthousiasme oproepen, dat Petrus op de berg van de Gedaanteverandering deed uitroepen: "Heer, het is goed dat we hier zijn!" (Mt. 17, 4) Vgl. Mc. 9, 5 Vgl. Lc. 9, 33 . Dit is een bevoorrechte manier om het aangezicht van Christus te beschouwen met Maria en in de school van Maria, die op grond van haar innerlijke houding met recht "vrouw van de Eucharistie" Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, De Kerk leeft van de Eucharistie, Ecclesia de Eucharistia (17 apr 2003), 53 genoemd kan worden.
Mogen alle christelijke gemeenschappen "ware scholen van gebed" worden, waar men bidt dat het niet aan arbeiders ontbreekt in het onmetelijke veld van apostolische arbeid. Ook is het noodzakelijk dat de Kerk met voortdurende geestelijke aandacht allen begeleiden die God geroepen heeft en die "het Lam volgen waarheen het ook gaat" (Openb. 14, 4).
Ik richt mij tot de priesters, religieuzen, kluizenaren, gewijde maagden, leden van de seculiere instituten, kortom allen die de gave van de roeping hebben ontvangen en "deze schat in aarden potten" dragen (2 Kor. 4, 7). In het mystieke Lichaam van Christus is een brede variatie van geestelijkheid en charisma Vgl. 1 Kor. 12, 12
, allen bedoeld voor de heiliging van het christelijk volk. In de wederzijdse aandacht voor heiligheid die elk lid van de Kerk moet bezielen, is het noodzaak ervoor te bidden dat deze "geroepenen" trouw blijven aan hun roeping en de hoogst mogelijke vorm van evangelische volmaaktheid behalen.