Paus Benedictus XVI - 6 februari 2008
Daarom is het gebed de garantie voor de openheid voor anderen: wie zich vrij maakt voor God en zijn eisen, opent zich tegelijkertijd voor de ander, voor de broeder die aan de deur van zijn hart klopt en vraagt om een luisterend oor, om aandacht, om vergeving, soms om te worden gecorrigeerd maar altijd in broederlijke liefde. Als zodanig oefent het gebed de bidder voor de “extase” van de liefde, voor het vermogen uit zichzelf te gaan en naaste te worden van de ander in nederige en belangeloze dienst.
Het echte gebed is de motor van de wereld, want het houdt die open naar God. Daarom is er zonder gebed geen hoop, maar alleen illusie. Het is immers niet de aanwezigheid van God waardoor de mens van zichzelf vervreemdt, maar zijn afwezigheid: zonder de ware God, zonder de Vader van Jezus Christus, gaat de mens zijn hoop stellen op illusies die hem ertoe brengen de werkelijkheid te willen ontsnappen. In plaats daarvan brengt spreken met God, in zijn tegenwoordigheid verblijven, zich door zijn Woord laten verlichten en zuiveren, ons naar het hart van de werkelijkheid, bij de binnenste Beweger van het kosmisch wordingsproces, en voert ons om zo te zeggen binnen in het kloppend hart van het Universum.