Paus Benedictus XVI - 9 januari 2008
Maar omdat hij ervan overtuigd was dat men zonder Jezus niet kon zeggen de waarheid te hebben gevonden en omdat hij in dit opwindende boek die naam miste, begon hij meteen na het gelezen te hebben met het lezen van de Schrift, de Bijbel. Maar dat stelde hem teleur. Niet alleen omdat de Latijnse stijl van de vertaling van de Heilige Schrift beneden de maat was, maar ook omdat de inhoud zelf hem niet bevredigend leek. In de verhalen van de Schrift over oorlogen en andere menselijke aangelegenheden vond hij niet de verhevenheid van de filosofie, de schittering van de zoektocht naar de waarheid die haar eigen is. Toch wilde hij niet zonder God leven en zo kwam het dat hij op zoek ging naar een godsdienst die aan zijn verlangen naar waarheid beantwoordde en ook aan zijn verlangen om Jezus van meer nabij te leren kennen. Zo viel hij in het net van de manicheeërs, die zich voordeden als Christenen en een volledig rationele godsdienst beloofden. Zij stelden dat de wereld verdeeld is in twee beginselen: het goede en het kwade. Zo zou heel de complexiteit van de menselijke geschiedenis zijn te verklaren. Ook de dualistische moraal beviel Augustinus, want die behelsde weliswaar voor de uitverkoren een hoogverheven moraal maar voor aanhangers zoals hij was het mogelijk een meer aan de situatie van de tijd aangepast leven te leiden, wat vooral gold voor de jongeren. Daarom werd hij manicheeër, in de overtuiging op dat moment de synthese te hebben gevonden tussen rationaliteit, zoeken naar waarheid en liefde voor Jezus Christus. En het had een concreet voordeel voor zijn leven: de manicheeërs aanhangen opende immers gemakkelijke perspectieven op carrière. Die godsdienst aanhangen die zoveel invloedrijke persoonlijkheden telde maakte het hem mogelijk de relatie voort te zetten met een vrouw waarin hij verwikkeld was en vooruitgang te maken in zijn carrière. Van deze vrouw had hij een zoon, Adeodatus, waar hij veel van hield, die heel intelligent was en die later aanwezig zal zijn bij de voorbereiding op de doop bij het Comomeer, waar hij deelneemt aan die "Dialogen" die de heilige Augustinus ons heeft overgeleverd. Helaas is de jongen vroegtijdig gestorven. Op zijn twintigste onderricht gevend in de grammatica in zijn geboortestad, keerde Augustinus al gauw terug naar Carthago, waar hij een briljant en gevierd leraar in de retorica werd. Mettertijd evenwel, begon hij zich te verwijderen van het geloof van de manicheeën, die hem juist in intellectueel opzicht teleurstelden, in zoverre zij niet in staat waren zijn twijfels op te lossen, en hij verhuisde naar Rome en vervolgens naar Milaan, waar toen het keizerlijk hof resideerde en waar hij een post van aanzien had verkregen dank zij de belangstelling en de aanbevelingen van de prefect van Rome, de heiden Simmacus, die de bisschop van Milaan, de heilige Ambrosius, vijandig gezind was.