
William Kardinaal Levada - 3 december 2007
Hoewel de niet christenen kunnen worden gered door de genade die God geeft “langs wegen die Hem bekend zijn”, 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de missie-activiteit van de Kerk, Ad Gentes Divinitus (7 dec 1965), 7 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 16 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 22 kan de Kerk niet anders dan rekening houden met het feit zij een heel groot goed missen in deze wereld: het ware gezicht van God en de vriendschap met Jezus Christus, het God-met-ons kennen. Immers, “er is niets mooiers dan door het Evangelie, door Christus bereikt, verrast te worden. Er is niets mooiers dan Hem te leren kennen en aan anderen de vriendschap met Hem mee te delen”. Paus Benedictus XVI, Homilie, Bij de aanvang van de Petrinische dienst als Bisschop van Rome, Zoals Jezus wil ik een herder zijn, zoals Petrus een visser van mensen (24 apr 2005), 5 Voor iedere mens is de openbaring van de fundamentele waarheden Vgl. 1e Vaticaans Concilie, 3e Zitting - Dogmatische Constitutie over het Katholieke Geloof, Dei Filius (24 apr 1870), 6. “Dankzij deze goddelijke openbaring kunnen alle mensen in de huidige toestand van het menselijk geslacht gemakkelijk met absolute zekerheid en zonder enige dwaling leren kennen wat in de goddelijke dingen op zich het meest ontoegankelijk is voor de rede (vgl. Thomas van Aquino, Summa Theologiae, I, 1, 1)” (DH 2005) over God, over zichzelf en de wereld een groot goed, terwijl leven in duisternis zonder de waarheid over de laatste vragen een kwaad is, hetgeen dikwijls ten grondslag ligt aan soms dramatisch lijden en dramatische slavernij. Daarom aarzelt de heilige Paulus niet de bekering tot het christelijk geloof te beschrijven als een bevrijding “van het domein van de duisternis” en een binnentreden in “het koninkrijk van zijn geliefde Zoon, in wie onze bevrijding verzekerd is en onze zonden vergeven zijn” (Kol. 1, 13-14). Daarom verminderen de volledige aansluiting bij Christus, die de Waarheid is, en het binnengaan in zijn Kerk de menselijke vrijheid niet, maar verheffen deze en richten deze op haar vervulling, in een liefde die belangeloos is en vol zorg voor het welzijn van alle mensen. Het is een onschatbare gave te leven in de universele omarming van de vrienden van God, die voortkomt uit de gemeenschap met het leven schenkende vlees van zijn Zoon, van hem de zekerheid te ontvangen van de vergiffenis van de zonden en te leven in de liefde die uit het geloof wordt geboren. De Kerk wil allen deelgenoot maken aan deze goederen, opdat zij zo de volheid van de waarheid en de heilsmiddelen hebben om te “delen in de glorierijke vrijheid van de kinderen Gods” (Rom. 8, 21).