VETERUM SAPIENTIATer bevordering van de studie van de Latijnse taal
(Soort document: H. Paus Johannes XXIII - Apostolische Constitutie)
H. Paus Johannes XXIII -
22 februari 1962
Krachtens deze duidelijke en wel overwogen feiten, verordenen en bevelen Wij in het bewustzijn en op het gezag van Ons ambt het volgende:
- De Bisschoppen en de Oversten van de Religieuze Orden moeten er gelijkelijk voor zorgen, dat al degenen, die op hun Seminaria of Scholen tot het priesterschap worden voorbereid, ijverig tegemoet komen aan het verlangen van de Apostolische Stoel in deze kwestie en zo zorgvuldig mogelijk aan Onze voorschriften gehoorzamen.
- Met vaderlijke bezorgdheid moeten zij erover waken dat niemand van hun ondergeschikten uit vernieuwingszucht schrijft tegen het gebruik van het Latijn in het seminarie-onderwijs en in de liturgie en door een vooropgezette mening het gezag van de Apostolische Stoel in deze kwestie vermindert of verkeerd uitlegt.
- Zoals in het Kerkelijk Wetboek Wetboek, Codex Iuris Canonici (1917) (27 mei 1917), 1364 en in de voorschriften van Onze Voorgangers wordt bepaald, moeten de leerlingen, die zich voorbereiden op het priesterschap, door zeer ervaren professoren volgens de juiste methode en in de vereiste tijd zeer nauwkeurig in de Latijnse taal onderwezen worden alvorens de eigenlijke hogere studie te beginnen, ën wel hierom, opdat zij later, wanneer zij tot de hogere studies zijn gekomen, wegens gebrek aan kennis van de taal geen volledig inzicht in die wetenschappen zouden kunnen verkrijgen en zich niet in die scholastieke disputen zouden kunnen oefenen, waardoor het verstand van die jongelingen zo voortreffelijk gescherpt wordt om de waarheid te kunnen verdedigen". Paus Pius XI, Apostolische Brief, Officiorum Omnium (1 aug 1922). A.A.S. 14 (1922), 453. Wij willen dat dit ook voor hen geldt, die, op latere leeftijd door God tot het priesterschap geroepen, zich in het geheel niet of veel te weinig hebben gewijd aan de klassieke studies. Niemand mag dus tot de filosofie of de theologie worden toegelaten, als hij niet volledig en zo goed mogelijk in die taal is onderwezen en haar niet in praktijk heeft gebracht.
- Indien echter ergens, om de gelijkstelling te verkrijgen met de studies van de staatsscholen, de beoefening van het Latijn ten nadele van de juiste en hechte vorming enigszins op de achtergrond is geraakt, zijn Wij van oordeel dat daar de traditionele methode om deze taal te leren weer opnieuw moet worden ingevoerd; iedereen moet er immers van overtuigd zijn dat in deze kwestie het onderricht van de priesterstudenten stipt gehandhaafd dient te worden, zowel wat betreft het aantal en de soort van de vakken als de tijdsruimte, nodig ter bestudering daarvan. Indien de omstandigheden van tijd en plaats eisen, dat aan de gewone vakken noodzakelijk andere moeten worden toegevoegd, dan zal men hierom de studieduur moeten verlengen of die vakken moeten beperken of de bestudering hiervan naar een andere tijd verwijzen.
- Zoals herhaaldelijk is voorgeschreven, moeten de theologische leervakken in het Latijn onderwezen worden; zoals Ons uit de ervaring van meerdere eeuwen blijkt, "wordt deze taal zeer geschikt geacht om de moeilijkste en meest ingewikkelde ideeën en begrippen zeer goed en duidelijk te verklaren" Congregatie voor de Studies, Vehementer Sane (1 juli 1908). Ench. Cler., n. 821.; daar zij bovendien reeds vroeger uitgebreid is met geëigende en juiste termen, die zijn aangepast om het katholieke geloof zuiver en ongerept te bewaren, zal zij ook in hoge mate geschikt zijn om nutteloze breedsprakigheid uit te bannen. Wie op hogere Faculteiten of op Groot Seminaria deze wetenschappen doceren, dienen dan ook Latijn te spreken en studieboeken te gebruiken, die in het Latijn zijn geschreven. Zij echter, die zelf wegens hun onkunde van die taal niet in staat zijn om deze voorschriften van de H. Stoel op te volgen, moeten langzamerhand door hiertoe geschikte professoren vervangen worden. Maar indien er bezwaren komen van de kant van de leerlingen of van de professoren, dan moeten deze van de ene kant door de vasthoudendheid van de Bisschoppen en van de Kloosteroversten en van de andere kant door de goede wil van de leraren worden opgelost.
- Daar het Latijn de levende taal van de Kerk is, moet zij vergeleken worden met de dagelijks toenemende behoeften van de taal en derhalve verrijkt worden met nieuwe, geschikte en passende woorden, die gelijkvormig en universeel zijn en overeenkomen met het karakter van de oude Latijnse taal: deze methode hebben zowel de Kerkvaders als de beste schrijvers van de scholastiek gevolgd. Wij vertrouwen dan ook aan de H. Congregatie voor de Seminaries en Universiteiten de zorg toe om een Academisch Instituut van de Latijnse taal op te richten. Dit Instituut, waar uit de verschillende delen van de wereld een corps moet samengesteld worden van professoren, die bedreven zijn in de Latijnse en Griekse taal, zal vooral tot taak hebben om - evenals bij de Academies van de verschillende landen ter bevordering van hun eigen taal - te zorgen voor een passende ontwikkeling van het Latijn en, indien het nodig is, om een Latijns lexicon samen te stellen, met toevoeging van nieuwe woorden, die met de aard en de eigen kleur van het Latijn overeenkomen; er zullen leergangen worden ingesteld voor ieder tijdvak van het Latijn, vooral over het christelijke tijdvak. Voor een uitgebreider kennis, de praktijk en een eigen sierlijke stijl van het Latijn zullen zij op de leergangen gevormd worden, die bestemd zijn om deze taal op de Seminaria en de kerkelijke Colleges te onderwijzen of om decreten, uitspraken en brieven op te stellen in de Congregaties van de H. Stoel, de diocesane Curies of de Secretariaten van de Religieuze Orden.
- Daar echter de Latijnse taal in het nauwste verband staat met de Griekse zowel door haar natuurlijke vorm als door de betekenis van haar oude geschriften, is het noodzakelijk - zoals Onze Voorgangers herhaaldelijk hebben geleerd - dat de toekomstige priesters reeds vanaf de scholen van klassiek middelbaar en hoger onderwijs in de Griekse taal worden onderwezen. Daardoor wordt aan hen, die zich toeleggen op de hogere wetenschappen en vooral aan hen, die de academische graden in de Bijbelwetenschappen of in de Theologie willen behalen, niet alleen de mogelijkheid gegeven om kennis te nemen van de Griekse bronnen van de scholastieke filosofie, maar ook om de eerste handschriften van de H. Schrift, de Liturgie en de Griekse Kerkvaders te bestuderen en deze behoorlijk te begrijpen. Paus Leo XIII, Encycliek, Over de studie van de Heilige Schrift, Providentissimus Deus (18 nov 1893) Paus Leo XIII, Brief, Vereiste taalkennis op seminaries, Plane quidem lntelligis (20 mei 1885). Acta 5, 63-64 Paus Pius XII, Toespraak, Over taalkennis op de seminaries, Magis quam (23 sept 1951). A.A.S. 43 (1951), 737
- Bovendien dragen Wij aan deze Congregatie op om een studieprogram voor het Latijn uit te werken, dat door allen zo zorgvuldig mogelijk dient in acht genomen te worden, zodat zij, die dit volgen, zullen komen tot een juiste kennis en een goed gebruik van deze taal. Als de omstandigheden het wenselijk maken, zullen de Bisschoppelijke vergaderingen dit program wel anders kunnen regelen, maar nooit zo dat zij er het wezen van veranderen of verzwakken. Deze Bisschoppen mogen er echter niet toe overgaan hun plannen te verwezenlijken, tenzij deze door de H. Congregatie onderzocht en goedgekeurd zijn.
Tenslotte willen en bevelen Wij krachtens Ons Apostolisch gezag dat alles, wat Wij door deze Onze Constitutie hebben vastgesteld, uitgevaardigd, verordend on voorgeschreven, als geldig en definitief vaststaat en blijft voortduren, niettegenstaande tegengestelde en zelfs vermeldenswaardige voorschriften.
Gegeven te Rome bij Sint Pieter op 22 februari, het feest van de Stoel van de Apostel Petrus, in het jaar 1962, het vierde van Ons Pontificaat.
Paus Johannes XXIII
© 1962, Katholiek Archief jrg. 17, nr. 11, 241-246