Paus Benedictus XVI - 27 mei 2007
AAN DE KATHOLIEKE KERK IN DE VOLKSREPUBLIEK CHINA | |||
► | DE SITUATIE VAN DE KERK: THEOLOGISCHE ASPECTEN |
||
► | Het benoemen van Bisschoppen |
Zoals aan allen bekend, is een van de meest delicate problemen in de betrekkingen van de Heilige Stoel met de autoriteiten van uw land, het vraagstuk van de bisschopsbenoemingen. Van de ene kant kan men begrijpen dat, gelet op de sociale uitwerkingen die een dergelijke functie in China net zoals in de rest van de wereld heeft op het burgerlijk terrein, de regeringsautoriteiten aandacht hebben voor de keuze van hen die een belangrijke rol zullen vervullen als leidsman en herder van de plaatselijke katholieke gemeenschap. Van de andere kant volgt de Heilige Stoel het benoemen van de Bisschoppen met bijzondere zorg, want dit raakt het hart zelf van het leven van de Kerk, in zoverre het benoemen van Bisschoppen door de Paus de waarborg is voor de eenheid van de Kerk en van de hiërarchische communio. Om deze reden stelt het Wetboek van Canoniek Recht Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 1382 vast, zowel voor de bisschop die uit vrije wil de bisschopswijding toedient zonder apostolisch mandaat, alsook voor degene die haar ontvangt: zo'n wijding betekent inderdaad een pijnlijke wonde voor de kerkelijke gemeenschap of communio en een ernstige aantasting van de canonieke tucht.
Wanneer de Paus het apostolisch mandaat verleent voor de wijding van een Bisschop, oefent hij zijn hoogste geestelijke gezag uit: een gezag en een tussenkomst die op het strikt godsdienstige vlak liggen. Het gaat hier dus niet om politieke macht, die zich op onwettige wijze zou mengen in interne zaken van een Staat en daar de soevereiniteit van zou aantasten.
Het benoemen van Herders voor een bepaalde godsdienstige gemeenschap wordt, ook in internationale documenten, verstaan als een constitutief element van de volledige uitoefening van het recht op godsdienstvrijheid Zie bijvoorbeeld op universeel vlak de beschikkingen van art. 18, paragraaf 1, van het International Covenant on Civil and Political Rights van 16 december 1966 ("Everyone shall have the right to freedom of thought, conscience and religion. This right shall include freedom to have or to adopt a religion or belief of his choice, and freedom, either individually or in community with others and in public or private, to manifest his religion or belief in worship, observance, practice and teaching ") en de bindende uitleg voor de lidstaten die de commissie voor de Mensenrechten van de Verenigde Naties daarvan gegeven heeft in, "General Comment, No. 22" (nr. 4) van 30 juli 1993 ("the practice and teaching of religion or belief includes acts integral to the conduct by religious groups of their basic affairs, such as the freedom to choose their religious leaders, priests and teachers, the freedom to establish seminaries or religious schools and the freedom to prepare and distribute religious texts or publications"). Zie voor wat betreft het regionale vlak bijvoorbeeld de volgende verplichtingen die tijdens de Bijeenkomst te Wenen van de vertegenwoordigers van de deelnemende Staten aan de Conferentie over Veiligheid en Samenwerking in Europa (CSCE) werden aanvaard: "Ten einde de vrijheid van het individu veilig te stellen om een godsdienst of overtuiging te belijden en in praktijk te brengen, zullen de deelnemende Staten onder andere (...) het recht van zulke godsdienstige gemeenschappen eerbiedigen om (...) zich volgens de eigen hiërarchische en institutionele structuur te organiseren, (...) het eigen personeel te kiezen, te benoemen en te vervangen volgens de eigen respectievelijke vereisten en normen en volgens iedere vrij aanvaarde overeenkomst tussen hen en de eigen Staat, (...)" (Slotdocument van 1989, Beginsel nr. 16, van de sectie "Vraagstukken met betrekking tot de veilig-heid in Europa"). Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Verklaring, Over de godsdienstvrijheid - Het recht van de persoon en van de gemeenschappen op sociale en burgerlijke vrijheid in godsdienstige aangelegenheden, Dignitatis Humanae (7 dec 1965), 4 De Heilige Stoel zou graag geheel vrij zijn bij het benoemen van de Bisschoppen Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over het herderlijk ambt van de bisschoppen in de Kerk, Christus Dominus (28 okt 1965), 20; daarom, de recente bijzondere weg van de Kerk in China overziende, wens ik dat er een akkoord gevonden wordt met de regering om tot een oplossing te komen van enige vraagstukken zowel met betrekking tot de keuze van kandidaten voor het bisschopsambt, als ook met betrekking tot de publicatie van de benoeming van bisschoppen, alsook met betrekking tot de erkenning van de nieuwe Bisschop van de zijde van de staatsautoriteiten - met het oog op de civielrechtelijke gevolgen voor zover die noodzakelijk zijn.
Ten aanzien van de keuze van de kandidaten voor het bisschopsambt zou ik tenslotte, ook al ken ik uw moeilijkheden wat dit betreft, willen herinneren aan de noodzaak dat zij waardige, door de gelovigen gerespecteerde en geliefde priesters zijn en voorbeelden van leven in het geloof, en dat zij een zekere ervaring bezitten in het pastorale dienstwerk en daardoor meer opgewassen tegen de zware verantwoordelijkheid van Herder van de Kerk. Wanneer het in een bisdom onmogelijk zou zijn om passende kandidaten te vinden voor de bisschoppelijke zetel, dan kan de samenwerking met de Bisschoppen van aangrenzende bisdommen helpen om kandidaten te vinden die er geschikte voor zijn.