• Database vol kerkelijke documenten
  • Geloofsverdieping
  • Volledig in het Nederlands
  • Beheerd door vrijwilligers

Zoeken in kerkelijke documenten en berichten

x

DE MENSENFAMILIE, EEN VREDESGEMEENSCHAP
Wereldvredesdag 2008

BIJ HET BEGIN VAN HET NIEUWE JAAR zou ik gaarne mijn innige vredeswens, en daarmee een hartelijke boodschap van hoop, overmaken aan de mensen van de hele wereld. Dit doe ik door u het thema ter overweging aan te bieden dat ik boven deze boodschap geplaatst heb, en dat me bijzonder ter harte gaat: De mensenfamilie, een vredesgemeenschap. De eerste vorm van samenzijn tussen mensen is deze die tot stand komt uit de liefde van een man en een vrouw die besloten hebben zich voorgoed aan elkaar te verbinden, om samen een nieuw gezin uit te bouwen. Maar ook de volkeren van deze aarde zijn geroepen om onder elkaar relaties tot stand te brengen van solidariteit en samenwerking, zoals het de leden van de ene mensenfamilie past: “Alle volkeren vormen één enkele gemeenschap,” heeft het Tweede Vaticaans Concilie gezegd, “ze hebben dezelfde oorsprong, gezien God het hele mensengeslacht op de gezamenlijke aardbol liet wonen Vgl. Hand. 17, 26 ; ook hebben ze God als een en dezelfde eindbestemming”. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Verklaring, Over de houding van de Kerk tegenover niet-christelijke godsdiensten, Nostra Aetate (28 okt 1965), 1

Gezin, samenleving en vrede
Het natuurlijke gezin, als innige gemeenschap van leven en liefde, gebaseerd op het huwelijk tussen een man en een vrouw Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 48, is de eerste plaats van de 'humanisering' H. Paus Johannes Paulus II, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over de roeping en de zending van de leken in de Kerk, Christifideles laici (30 dec 1988), 40 van de persoon en de samenleving, de "wieg van het leven en van de liefde" H. Paus Johannes Paulus II, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over de roeping en de zending van de leken in de Kerk, Christifideles laici (30 dec 1988), 40. Terecht wordt daarom het gezin als de eerste natuurlijke samenleving beschouwd, als “een goddelijke instelling, die als prototype van elke sociale ordening het fundament vormt van het leven der mensen”. Pauselijke Raad "Justitia et Pax", Compendium van de Sociale Leer van de Kerk (26 okt 2004), 211
Inderdaad, in een gezond gezinsleven doet men de ervaring op van enkele fundamentele componenten van de vrede: gerechtigheid en liefde onder broers en zussen, de rol van het gezag, vertolkt door de ouders, liefdevolle bekommernis voor de zwakkere gezinsleden – de kleinste, de zieke, de oudere –, wederzijdse hulp waar het leven het vraagt, de bereidheid om de andere te aanvaarden en, indien nodig, te vergeven. Daarom is het gezin de eerste en onvervangbare opvoeder tot vrede. Het mag dan ook niet verwonderen dat familiaal geweld beschouwd wordt als bijzonder onduldbaar. Wanneer men het gezin beschouwt als de “grond- en levenscel van de samenleving”, 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over het lekenapostolaat, Apostolicam Actuositatem (18 nov 1965), 11 dan drukt men daarmee iets wezenlijks uit. Het gezin is ook daarom het fundament van de samenleving, omdat het de mogelijkheid biedt tot beslissende ervaringen van vrede. Daaruit volgt dat de mensengemeenschap niet kan voorbijgaan aan de dienst die het gezin haar bewijst. Waar zou de mens in zijn vormingstijd beter de onvervalste smaak van de vrede kunnen leren proeven dan in het oorspronkelijke “nest” dat de natuur voor hem heeft klaargemaakt? De woordenschat van het gezin is een vredeswoordenschat; daaruit moet men telkens weer putten, om het vredesvocabularium niet te verleren. Bij al de taalinflatie mag de samenleving de referentie naar die “grammatica” niet verliezen die elk kind leert via de gebaren en de blikken van zijn vader en zijn moeder, nog voor het die uit hun woorden leert.
Omdat aan het gezin de taak van de opvoeding van de gezinsleden toekomt, heeft het gezin ook specifieke rechten. De Verenigde Naties
Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (10 december 1948)
, die een verworvenheid is van een rechtscultuur van werkelijk universele waarde, stelt: “Het gezin is de natuurlijke grondeenheid van de samenleving en mag aanspraak maken op bescherming vanwege de samenleving en de staat”.Verenigde Naties, Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (10 dec 1948). 16,3 De Heilige Stoel heeft van zijn kant een bijzondere juridische waarde toegekend aan het gezin, toen hij het Pauselijke Raad voor het Gezin
Handvest van de Rechten van het gezin
(22 oktober 1983)
publiceerde. lezen we: “De rechten van de mens hebben, ook als ze als rechten van het individu geformuleerd zijn, een fundamenteel sociale dimensie, die in het gezin haar oorspronkelijke en vitale uitdrukking vindt”. Pauselijke Raad voor het Gezin, Handvest van de Rechten van het gezin (22 okt 1983), 1. A De rechten die in het Pauselijke Raad voor het Gezin
Handvest van de Rechten van het gezin
(22 oktober 1983)
worden opgenoemd zijn de uitdrukking en een duidelijke explicitatie van het natuurrecht, dat in het hart van de mens is ingeschreven en hem door het verstand geopenbaard wordt. De loochening of de inperking van de rechten van het gezin vormen een bedreiging voor de fundamenten van de vrede, omdat ze de waarheid over de mens verduisteren.
Wie de uitbouw van het gezin belemmert – ook als dit onbewust gebeurt – ondermijnt de vrede in de hele nationale en internationale gemeenschap, omdat hij verzwakt wat daadwerkelijk het belangrijkste “agentschap” van de vrede is. Dit is een punt dat een bijzondere overweging waard is: alles wat bijdraagt tot de verzwakking van het gezin, dat gebouwd is op het huwelijk van een man en een vrouw, alles wat direct of indirect de bereidheid van het gezin om op een verantwoorde manier nieuw leven te laten komen afremt, wat het recht van het gezin om als eerste de verantwoordelijkheid voor de opvoeding van de kinderen op te nemen in de weg staat, betekent een objectieve hindernis op de weg naar de vrede. Het gezin heeft een woning nodig, werk, en een juiste erkenning van het huishoudelijk werk van de ouders, een school voor de kinderen en een basisgezondheidszorg voor allen. Wanneer de samenleving en de politiek zich niet inzetten om het gezin op deze domeinen te helpen, beroven ze zich van een wezenlijke bron in dienst van de vrede. In het bijzonder hebben de massamedia, omwille van de opvoedkundige mogelijkheden waarover ze beschikken, een speciale verantwoordelijkheid bij het bevorderen van de eerbied voor het gezin, het expliciteren van de verwachtingen en de rechten van het gezin, en het tonen van de schoonheid ervan.
De mensheid is een groot gezin
Ook de samenleving moet, om in vrede te leven, zich laten inspireren door de waarden waarop de familiegemeenschap steunt. Dit geldt zowel voor de plaatselijke als de nationale gemeenschappen; het geldt zelfs voor de gemeenschap van de volkeren, voor de mensenfamilie, die in dat gemeenschappelijke huis woont, dat de aarde is. Vanuit dit gezichtspunt mag men echter niet vergeten dat het gezin uit een verantwoordelijkheidsbewust en definitief ‘ja’ van een man en een vrouw tot stand komt en uit een bewust ‘ja’ voor kinderen leeft, die daar iedere keer weer bij komen. Om te gedijen heeft het gezin als gemeenschap nood aan een edelmoedige verstandhouding tussen al zijn leden. Het is belangrijk dat dit bewustzijn ook de gemeenschappelijke overtuiging wordt van allen die geroepen zijn om de algemene mensenfamilie vorm te geven. Men moet in staat zijn om persoonlijk ‘ja’ te zeggen tegen deze roeping, die God zelf in onze natuur heeft ingeschreven. We leven niet toevallig naast elkaar; als mensen zijn we allen op dezelfde weg en daarom gaan we hem als broers en zussen. Daarom is het van wezenlijk belang dat ieder zich erom bekommert om zijn leven te leven vanuit een houding van verantwoordelijkheid voor God, door in Hem de diepste bron te erkennen van zowel zijn eigen bestaan als van dat van de anderen. Door terug te gaan tot deze ultieme oorsprong kan men de onvoorwaardelijke waarde van elk mens zien, en kunnen ook de voorwaarden geschapen worden voor de opbouw van een verzoende mensheid. Zonder dit transcendent fundament is de samenleving louter een samenraapsel van buren, niet een gemeenschap van broers en zussen die geroepen zijn een grote familie te vormen.
Gezin, mensengemeenschap en milieu
Het gezin heeft een thuis nodig, een gepaste omgeving waarin de relaties tussen de gezinsleden zich kunnen ontwikkelen. Voor de mensenfamilie is deze thuis de aarde, het milieu dat God, de Schepper, ons gegeven heeft om erin te wonen met creativiteit en verantwoordelijkheidszin. We moeten zorg dragen voor het milieu: het is aan de mens toevertrouwd, opdat hij het met vrijheid en verantwoordelijkheid zou bewaren en cultiveren, en altijd gericht op het welzijn van allen. Uiteraard heeft de menselijke waarde voorrang op de hele schepping. Zorgzaam omgaan met het milieu betekent niet dat men de natuur of de dierenwereld hoger inschat dan de mens. Het betekent veeleer dat men haar niet op een egoïstische manier beschouwt als iets waarover men volledig vrij kan beschikken voor eigen belangen, omdat ook de komende generaties recht hebben uit de schepping nut te halen, met dezelfde vrijheid en verantwoordelijkheid tegenover de natuur als die waarop wij voor onszelf aanspraak maken. Daarenboven mag men de armen niet vergeten, die in veel gevallen uitgesloten zijn van de algemene bestemming van de goederen van de schepping. Vandaag maakt de mensheid zich zorgen om het ecologisch evenwicht in de toekomst. Het is goed bij het beoordelen van de situatie met bedachtzaamheid te werk te gaan, in dialoog met experts en geleerden, zonder ideologische overhaasting die tot overijlde conclusies leidt; daarbij moet men het vooral samen eens worden over een duurzaam ontwikkelingsmodel dat borg staat voor het welzijn van allen, met inachtneming van het ecologisch evenwicht. Wanneer aan de milieubescherming kosten verbonden zijn, dan moeten die op een juiste manier verdeeld worden, daarbij rekening houdend met de verschillen in de ontwikkeling van de verschillende landen en de solidariteit met de komende generaties. Bedachtzaamheid betekent niet dat men zijn eigen verantwoordelijkheid niet opneemt en beslissingen op de lange baan schuift; dit betekent veeleer dat men het tot zijn plicht rekent samen, na verantwoordelijkheidsbewuste afweging, beslissingen te nemen over de in te slane weg, met als doel de band te versterken tussen de mens en het milieu, dat de scheppende liefde weerspiegelt van God, in wie we onze oorsprong hebben en naar wie we onderweg zijn.
In dit verband is het van fundamenteel belang dat we de aarde “ervaren” als “ons gemeenschappelijk huis” en dat we, om te maken dat ze beheerd wordt ten dienste van àllen, eerder de weg van de dialoog kiezen dan die van eenzijdige beslissingen. Mocht het nodig zijn, dan moeten nieuwe internationale instellingen tot leven geroepen worden, om gemeenschappelijk de leiding van dit “huis” van ons te behartigen; toch is het nog belangrijker dat in het algemene bewustzijn de overtuiging rijpt dat we verplicht zijn om op een verantwoorde manier samen te werken. De problemen die zich aan de horizon aftekenen zijn complex, en de tijd dringt. Om de situatie op een efficiënte manier aan te pakken moeten onze acties op elkaar afgestemd zijn. Een domein, waarop het volgens ons bijzonder nodig is de dialoog tussen de naties te intensifiëren, is dat van het beheer van de energiebronnen van de planeet. Met betrekking tot dit punt staan de technisch ontwikkelde landen voor een dubbele hoogdringendheid: enerzijds moet hun hoog consumptieniveau, dat te maken heeft met het huidige ontwikkelingsmodel, herzien worden, en anderzijds moeten ze zorgen voor aangepaste investeringen in functie van de differentiëring van de energiebronnen en van de verbetering van het energiegebruik. De opkomende landen hebben behoefte aan veel energie, maar vaak wordt in hun behoefte hieraan voorzien op een manier die nadelig is voor de arme landen, die wegens hun ook technisch ontoereikende infrastructuur gedwongen zijn om de energiebronnen waarover ze beschikken onder de prijs op de markt te brengen. Vaak ook wordt hun politieke vrijheid gecompromitteerd door vormen van protectoraat of ten minste door vormen van afhankelijkheid, die eenvoudig vernederend zijn.
Gezin, menselngemeenschap en economie
Om echte vrede te kennen moeten gezinnen kunnen steunen op een stevig fundament van gemeenschappelijk erkende geestelijke en ethische waarden. Daarbij moet echter aanvullend gezegd worden dat het gezin pas dan echte vrede ervaart, als niemand het nodige ontbreekt en het familiebezit – de vrucht van de arbeid van enkelen, van het sparen van anderen en van de actieve samenwerking van allen – goed beheerd wordt in solidariteit, zonder buitensporigheden en zonder verspillingen. Voor vrede in het gezin moet er dus enerzijds een openheid zijn op een transcendent erfgoed van waarden, terwijl het anderzijds ook niet onbelangrijk is de materiële goederen verstandig te beheren en de onderlinge relaties goed te verzorgen. Als men dit aspect verwaarloost, kan het wederzijdse vertrouwen geschaad worden, als gevolg van onzekere vooruitzichten, die een bedreiging vormen voor de toekomst van het gezin.
Iets dergelijks kan ook gezegd worden over dat andere grote gezin, de mensheid in haar geheel. Ook de mensenfamilie, die vandaag door het fenomeen van de globalisering nog meer één is geworden, heeft, naast een fundament van gezamenlijk erkende waarden, nood aan een economie die werkelijk voldoet aan de eisen van het algemeen welzijn op wereldschaal. De verwijzing naar het natuurlijke gezin blijkt ook vanuit dit gezichtspunt bijzonder leerrijk. Tussen individuele mensen en tussen volkeren moet men correcte en eerlijke relaties bevorderen, die aan allen de mogelijkheid bieden om op basis van gelijkheid en gerechtigheid samen te werken. Tegelijk moet men ervoor zorgen dat de energiebronnen verstandig benut worden en dat de goederen eerlijk verdeeld worden. In het bijzonder moet de hulp die men de arme landen biedt aan een gezonde economische logica beantwoorden, waarbij verspillingen vermeden worden, die uiteindelijk vooral de instandhouding van dure bureaucratische apparaten dienen. Evenzo past het rekening te houden met de morele eis te zorgen dat de organisatie van de economie niet uitsluitend beantwoordt aan de strenge wetten van het onmiddellijke profijt, die vaak onmenselijk zijn.
Gezin, mensengemeenschap en zedenwet
Een gezin leeft in vrede als alle gezinsleden zich onderwerpen aan een gemeenschappelijke richtlijn: deze moet ingaan tegen het egoïstische individualisme en de gezinsleden samenhouden, en het harmonisch samenleven en de samenwerking voor hetzelfde doel bevorderen. Dit sluitend principe geldt ook voor de grotere gemeenschappen, van de lokale over de nationale tot de internationale gemeenschap. Opdat er vrede zou zijn, moet er een gemeenschappelijke wet zijn, die de vrijheid helpt om werkelijk zichzelf te zijn, en niet blinde willekeur, en die de zwakke beschermt tegen het eigenmachtig optreden van de sterkeren. In de familie van de volkeren valt veel willekeur te bespeuren in de relaties, zowel binnen de staten zelf als in de relaties tussen de staten onderling. Daarbij zijn er veel situaties waarin de zwakke zich niet moet buigen voor de eisen van de gerechtigheid, maar voor de onverholen kracht van hen die over meer middelen beschikken dan hij. Het is nodig dit nog eens te bekrachtigen: de macht moet altijd beteugeld worden door de wet, en dat moet ook gebeuren in de relaties tussen soevereine staten.
Over de natuur en de functie van de wet heeft de Kerk zich vele malen uitgesproken: als criterium voor de rechtsnorm – die de relaties tussen de mensen onderling regelt, door grenzen te stellen aan het uiterlijke gedrag en straffen te voorzien voor wie die grenzen overtreedt – geldt de zedenwet, die op de natuur der dingen berust. Deze kan men overigens onderscheiden – ten minste wat zijn grondeisen betreft – vanuit het menselijk verstand, dat zo op het scheppend verstand van God teruggaat, dat aan het begin staat van alle dingen. Deze zedenwet moet de gewetensbeslissingen regelen en alle menselijke gedragingen oriënteren. Bestaan er rechtsnormen voor de relaties tussen de naties, rechtsnormen die de mensenfamilie vormgeven? En als die bestaan, functioneren die dan ook? Het antwoord luidt: ja, die wetten bestaan, maar opdat ze daadwerkelijk zouden functioneren, moet men terugkeren naar de natuurlijke zedenwet als basis voor de rechtsnorm, anders blijft deze overgeleverd aan broze en voorlopige overeenkomsten.
De erkenning van de natuurlijke zedenwet is de mens niet ontzegd als hij bij zichzelf naar binnen gaat en, met zijn bestemming voor ogen, bij zichzelf vraagt naar de innerlijke logica van de diepste aspiraties die hij in zijn wezen vindt. Hij kan – ook wanneer hij daarbij besluiteloos en onzeker blijft – deze algemene zedenwet ten minste in zijn wezenlijke trekken ontdekken: een wet die het mogelijk maakt om voorbij de culturele verschillen tussen de mensen, het samen eens te worden over de belangrijkste aspecten van goed en kwaad, van recht en onrecht. We kunnen er niet omheen, we moeten naar deze fundamentele wet teruggaan en voor deze zoektocht onze beste intellectuele energie inzetten, zonder ons te laten ontmoedigen door het gebrek aan eenduidigheid en door misverstanden. In de natuurwet gewortelde waarden zijn effectief te vinden – ook wanneer dit maar brokstuksgewijze is, en incoherent – in de internationale verdragen, in de wereldwijd erkende vormen van gezag en in de principes van het humanitair recht, zoals die opgenomen zijn in de wetgevingen van afzonderlijke staten of in de statuten van de internationale instellingen. De mensheid kent geen “gebrek aan wetten”. Toch moeten we dringend de dialoog over deze thema’s voortzetten en onze steun verlenen aan pogingen om afzonderlijke staten over te halen ook in hun eigen wetgeving de erkenning van de fundamentele rechten van de mens op te nemen. De vooruitgang van de rechtscultuur in de wereld hangt onder andere af van de inzet om aan de internationale normen altijd een zo menselijk mogelijke inhoud te geven, en zo te vermijden dat ze beperkt blijven tot procedures, die omwille van egoïstische of ideologische motieven gemakkelijk te omzeilen zijn.
Conflictbeheersing en ontwapening
De mensheid is vandaag spijtig genoeg diep verdeeld en kent zware conflicten, die duistere schaduwen werpen over haar toekomst. Brede zones van onze planeet zijn verwikkeld in groeiende spanningen, en het gevaar dat steeds meer landen in het bezit van atoomwapens raken doet bij elke verantwoordelijkheidsbewuste mens gegronde bezorgdheid opkomen. Op het Afrikaanse continent woeden nog veel burgeroorlogen, hoewel daar niet weinige landen vooruitgang geboekt hebben in zake vrijheid en democratie. Het Midden-Oosten is nog altijd het toneel van conflicten en aanslagen, die ook invloed hebben op aangrenzende naties en regio’s en het gevaar lopen deze in de spiraal van geweld mee te trekken. Op een meer algemeen niveau stellen we met droefheid vast dat het aantal landen dat verwikkeld zit in de bewapeningswedloop toeneemt: zelfs ontwikkelingslanden besteden een beduidend aandeel van hun mager bruto binnenlands product aan de aankoop van wapens. De verantwoordelijkheid voor deze noodlottige handel is meervoudig: de landen van de geïndustrialiseerde wereld boeken hoge winsten uit de wapenverkoop, en de oligarchieën die in veel arme landen aan de macht zijn willen door de aankoop van steeds hoger ontwikkelde wapens hun positie versterken. In zulke moeilijke tijden moeten werkelijk alle mensen van goede wil gemobiliseerd worden om tot concrete akkoorden te komen met betrekking tot een effectieve demilitarisering, vooral op het domein van de atoombewapening. In deze fase, waarin het proces van nucleaire proliferatie tot stilstand is gekomen, voel ik me verplicht om de gezagsdragers ertoe op te roepen de gesprekken voor een progressieve en onderhandelde afbouw van het bestaande nucleaire wapenarsenaal vastbesloten weer op te nemen. Als ik deze oproep herhaal, dan weet ik dat ik daarmee de gemeenschappelijke wens tot uitdrukking breng van allen wie de toekomst van de mensheid ter harte gaat.

Zestig jaar zijn voorbij sinds de organisatie van de Verenigde Naties plechtig de Verenigde Naties
Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (10 december 1948)
afkondigde (1948-2008). Met dat document reageerde de mensenfamilie op de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog, door haar eenheid te erkennen, die berust op de gelijkwaardigheid van alle mensen, en door de eerbied voor de fundamentele rechten van het individu en van de volkeren in het centrum van het menselijk samenleven te plaatsen: dit was een beslissende stap op de moeilijke en veeleisende weg naar eendracht en vrede.

Een bijzondere vermelding verdient ook de 25e verjaardag van de goedkeuring van het Pauselijke Raad voor het Gezin
Handvest van de Rechten van het gezin
(22 oktober 1983)
door de Heilige Stoel (1983 - 2008) evenals het 40-jarige jubileum van de viering van de H. Paus Paulus VI - Homilie
Eerste Wereld Dag van de Vrede
(1 januari 1968)
(1968 - 2008). Het vieren van deze dag was de vrucht van een gelukkige intuïtie van Paus Paulus VI, die mijn geliefde en vereerde voorganger Paus Johannes Paulus II met veel overtuiging heeft overgenomen. Deze viering heeft de Kerk in de loop der jaren de mogelijkheid geboden om via de bij die gelegenheid gepubliceerde boodschappen een verhelderende leer te ontwikkelen ten gunste van dit fundamentele menselijke goed. Precies in het licht van deze betekenisvolle verjaardagen nodig ik elkeen uit om zich meer bewust te worden van het feit dat hij behoort tot de éne mensenfamilie en zich in te zetten opdat het samenleven op aarde deze overtuiging – waarvan de vestiging van een ware en duurzame vrede afhangt – steeds meer zou weerspiegelen. Daarenboven nodig ik de gelovigen uit om onvermoeid bij God het grote geschenk van de vrede af te smeken. Christenen, van hun kant, weten dat ze zich kunnen toevertrouwen aan de voorspraak van Maria. Zij, de moeder van de Zoon van God, die voor het heil van de hele mensheid het vlees aangenomen heeft, is de moeder van allen.

Allen wens ik een Zalig Nieuwjaar.

Uit het Vaticaan, 8 december 2007

Document

Naam: DE MENSENFAMILIE, EEN VREDESGEMEENSCHAP
Wereldvredesdag 2008
Soort: Paus Benedictus XVI - Boodschap
Auteur: Paus Benedictus XVI
Datum: 8 december 2007
Copyrights: © 2007, Libreria Editrice Vaticana
Vertaling: Jan Vanden Berghe www.kerknet.be
Bewerkt: 7 november 2019

Opties

Internetadres
Print deze pagina
Dit document bestellen
Startpagina van dit document
Referenties naar dit document
Referenties vanuit dit document
RK Documenten wordt mogelijk gemaakt door donaties van gebruikers.
© 1999 - 2024, Stg. InterKerk, Schiedam, test