
Paus Benedictus XVI - 12 december 2007
Beste broeders en zusters!
De kerkvader waar we vandaag aandacht aan willen besteden is de heilige Paulinus van Nola. Hij was een tijdgenoot van Augustinus, met wie hij door een hechte vriendschap verbonden was, en oefende zijn bediening uit in Campania, te Nola, waar hij monnik was, later priester en bisschop. Afkomstig was hij echter uit Aquitanië, in het zuiden van Frankrijk, meer precies uit Bordeaux, waar hij geboren was in een hooggeplaatste familie. Hier ontving hij een verfijnde litteraire vorming, gezien het feit dat hij de dichter Ausonius als leraar had.
Hij ging een eerste keer uit zijn geboorte land weg om zijn snelle politieke carrière te volgen, waarin wij hem op nog jonge leeftijd al zien opklimmen tot de functie van gouverneur van Campania. In deze openbare functie wekt hij bewondering voor zijn gaven van wijsheid en mildheid. Het was in deze periode dat de genade in zijn hart het zaad van de bekering liet ontkiemen. De stimulans kwam echter van het eenvoudige en intense geloof waarmee het volk het graf van een heilige vereerde, van de martelaar Felix, in het heiligdom van het huidige Cimitile. Als verantwoordelijke voor openbare aangelegenheden interesseerde Paulinus zich voor dit heiligdom en liet hij er een hospitium bouwen voor de armen en een weg aanleggen om voor al die pelgrims de toegankelijkheid te verbeteren.
Zijn pastorale activiteit werd intenser en kenmerkte zich door een bijzondere aandacht voor de armen. Hij liet het beeld na van een authentieke Herder van de liefde, zoals de heilige Gregorius de Grote hem beschreven heeft in Boek III van zijn H. Paus Gregorius de Grote
Dialogus
Dialogen (), waar Paulinus uitgebeeld staat in het heldhaftige gebaar dat hij zichzelf als gevangene aanbiedt in de plaats van de zoon van een weduwe. Het gebeuren is historisch gesproken omstreden, maar wat blijft is toch het beeld van een Bisschop met een groot hart, die het verstond zijn volk nabij te zijn in de droeve omstandigheden van de invallen van de Barbaren.
Dezelfde idee wilde hij tot uitdrukking brengen door de ruimte van het Heiligdom uit te breiden met een nieuwe basiliek, die hij zo liet verfraaien dat de schilderingen, toegelicht door passende tekststroken, voor de pelgrims een catechese in beeld vormden. Zo heeft hij zelf zijn bedoeling uitgelegd in een gedicht, dat gewijd is aan een andere grote catecheet, de heilige Niceta van Remesiana, terwijl hij hem vergezelt bij een bezoek aan zijn basilieken: "Nu wil ik dat je de schilderingen beschouwt die zich in een lange reeks ontvouwen aan de wanden van de beschilderde zuilengangen... Ons leek het een nuttig werk in heel het huis van Felix geschilderde voorstellingen te maken van heilige onderwerpen, in de hoop dat bij het zien van deze beelden, de geschilderde voorstelling de belangstelling zou wekken van de verbaasde boeren" H. Paulinus van Nola, Gedichten, Carmina. XXVII, vv. 511.580-583. Vandaag de dag nog kan men de restanten bewonderen van deze schilderingen, die de Heilige van Nola terecht plaatsen tussen de belangrijkere gestalten in de christelijke archeologie.
In dit klimaat ontstaan de intense bladzijden die hij aan Augustinus heeft geschreven. Behalve de inhoud van de afzonderlijke brieven maakt ook de warmte indruk waarmee de Heilige van Nola de vriendschap zelf bezingt, als uitdrukking van het ene door de Heilige Geest bezielde lichaam van Christus. Ziehier een betekenisvolle passage, aan het begin van de briefwisseling tussen de twee vrienden: "Het is niet zo verwonderlijk dat wij, ook al zijn we ver van elkaar, toch bij elkaar aanwezig zijn en dat wij, zonder elkaar gekend te hebben, elkaar toch kennen, want we zijn ledematen van één en hetzelfde Lichaam, hebben één en hetzelfde Hoofd, worden overspoeld door één en dezelfde Genade, leven van één en hetzelfde Brood, bewandelen één en dezelfde Weg, bewonen één en hetzelfde Huis" H. Paulinus van Nola, Brieven, Epistolae. 6. 2.
Zoals u ziet, een prachtige beschrijving van wat het betekent christenen te zijn, Lichaam van Christus te zijn, in de communio of gemeenschap van de Kerk te leven. De theologie van onze tijd heeft juist in dit begrip van de "communio" de sleutel gevonden waarmee het mysterie van de Kerk benaderd kan worden. Het getuigenis van Paulinus van Nola helpt ons om de Kerk, zoals het Tweede Vaticaans Concilie ons haar voorhoudt, ook daadwerkelijk te beleven als sacrament van de innige eenheid met God en zo van de eenheid van ons allen en uiteindelijk van heel het menselijk geslacht Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 1. Met dit perspectief voor ogen wens ik jullie allen een goede Adventstijd.