
Paus Benedictus XVI - 21 november 2007
Beste broeders en zusters,
op onze excursie in de wereld van de Kerkvaders, zou ik u vandaag naar een deel van dit geloofsuniversum willen leiden dat weinig bekend is, naar die gebieden namelijk waar de Kerken van Semitische taal gebloeid hebben die nog niet door het Griekse denken beïnvloed waren. Deze kerken ontwikkelen zich in het Nabije Oosten gedurende de IV-de eeuw van het Heilig Land tot Libanon en Mesopotamië toe. In die eeuw, die een periode was van vorming op kerkelijke en literair vlak, hadden die gemeenschappen te maken met het verschijnsel van het ascetische monnikendom met autochtone, niet door het Egyptisch monnikendom beïnvloede kenmerken. De Syrische gemeenschappen van de IV-de eeuw vertegenwoordigen daarmee de Semitische wereld waaruit de Bijbel zelf is voortgekomen, terwijl ze tevens de uitdrukking zijn van een christendom waarvan de theologische formulering nog niet in contact gekomen is met andere culturele stromingen maar dat nog in eigen gedachtevormen leeft. Het zijn Kerken waarin het ascetendom in diverse kluizenaarsvormen (kluizenaars in de woestijn, in grotten, gekluisden en stylieten), en het monnikendom in vormen van gemeenschapsleven, een rol van vitaal belang spelen in de ontwikkeling van het theologische en geestelijke denken.
De thema's die Afrahat in zijn Aphrahat
Demonstrationes
Uiteenzettingen of Bewijsvoeringen () ontwikkelt zijn verschillend. Trouw aan de Syrische traditie geeft hij het door Christus bewerkte heil dikwijls weer als een genezing, en Christus zelf daarom dikwijls als een geneesheer. De zonde daarentegen wordt als een wonde beschouwd die alleen de boetvaardigheid kan genezen:
"Een man die in de strijd gewond is geraakt, schaamt zich niet zich aan de handen van een wijze geneesheer toe te vertrouwen...; op dezelfde wijze moet wie door Satan verwond is, zich niet schamen zijn schuld te bekennen en zich ervan te verwijderen door om de boete te vragen" Aphrahat, Uiteenzettingen of Bewijsvoeringen, Demonstrationes. 7, 3.
Een ander belangrijk aspect in het werk van Afrahat is zijn onderricht over het gebed, en speciaal over Christus als leermeester in het gebed. De christen bidt door het onderricht van Jezus te volgen en zijn voorbeeld als bidder:
"Onze Heiland leerde ons zo te bidden toen Hij zei: 'Bidt tot Hem die in het verborgene is, maar die alles ziet'; en die ook zei: 'Ga uw binnenkamer binnen en bidt tot uw Vader in het verborgene, en de Vader die in het verborgene ziet, zal het u vergelden' (Mt. 6, 6)... Wat onze Heiland wil zeggen is dat God de verlangens en de gedachten van het hart kent" Aphrahat, Uiteenzettingen of Bewijsvoeringen, Demonstrationes. 4, 10.
Een ander belangrijk aspect bij Afrahat is het vasten, dat door hem in een brede zin wordt verstaan. Hij spreekt over het vasten wat het voedsel betreft als van een noodzakelijke praktijk om liefdevol en maagdelijk te kunnen zijn; over het vasten (zich onthouden) van ijdele of afschuwelijke woorden, over het vasten (zich weerhouden) van de toorn, over het vasten (zich ontzeggen) van het eigendom van goederen met het oog op het dienstwerk, over het vasten (zich ontzeggen) van de slaap om zich aan het gebed te wijden.
"Breng verlichting aan wie gebroken is, bezoek de zieken,
draag zorg voor de armen: dit is het gebed.
Het gebed is goed, en zijn werken zijn mooi.
Het gebed is aanvaard wanneer het verlichting geeft aan de naaste.
Het gebed is gehoord wanneer daarin ook de vergeving van de beledigingen vervat is.
Het gebed is krachtig wanneer het vervuld is van de kracht van God" Aphrahat, Uiteenzettingen of Bewijsvoeringen, Demonstrationes. 4, 14-16.