
Paus Benedictus XVI - 10 augustus 2007
Een bijzondere vermelding waard is vervolgens de buitengewone inspanning die de heilige Johannes Chrysostomus heeft verricht ter bevordering van de volledige gemeenschap of communio tussen de christenen van het Oosten en van het Westen. In het bijzonder was zijn bijdrage beslissend voor het beëindigen van het schisma dat de zetel van Antiochië scheidde van die van Rome en de andere westerse Kerken. Al kort na zijn wijding tot Bisschop van Constantinopel zond Johannes een delegatie naar Paus Siricius in Rome. Ter ondersteuning van deze missie, met het oog op zijn plan om een einde te maken aan het schisma, verkreeg hij de medewerking van de Bisschop van Alexandrië in Egypte. Paus Siricius reageerde positief op het diplomatieke initiatief van Johannes en zo werd het schisma op vredige wijze opgelost en de volledige gemeenschap tussen de Kerken hersteld.
Later, tegen het einde van zijn leven, toen hij naar Constantinopel teruggekeerd was van zijn eerste ballingschap, schreef Johannes aan Paus Innocentius en ook aan Bisschop Venerius van Milaan en Cromatius van Aquileia, om hun hulp te vragen bij zijn inspanning om de orde te herstellen in de Kerk van Constantinopel, die verdeeld geraakt was ten gevolge van de ongerechtigheden die jegens hem waren begaan. Johannes verzocht paus Innocentius en de andere westerse Bisschoppen met aandrang om een interventie die, zoals hij schrijft, "tot welwillendheid moge stemmen niet alleen jegens ons maar jegens de gehele Kerk". Vgl. H. Johannes Chrysostomos, Epistolae. ad Innocentium papam I (SCh 342,93) In de gedachte van Chrysostomus immers is het zo dat, wanneer een deel van de Kerk aan een wonde lijdt, heel de Kerk aan diezelfde wonde lijdt. Paus Innocentius verdedigde Johannes in enkele brieven aan de Bisschoppen van het Oosten. Vgl. Palladius, Dialogen over het leven van de H. Johannes Chrysostomos, Dialogus de vita Ioannis Chrysostomi. 3 (SCh 341,64–68) Vgl. H. Paus Innocentius I, Epistula. 5 (PL 20,493–495) De Paus bevestigde zijn volledige gemeenschap met hem, en ignoreerde diens afzetting die hij onwettig achtte. Vgl. Palladius, Dialogen over het leven van de H. Johannes Chrysostomos, Dialogus de vita Ioannis Chrysostomi. 3 (SCh 341,66–68) Vervolgens schreef hij aan Johannes om hem te op te beuren Vgl. Sozomenus, Historia ecclesiastica. 8,26 (GCS 50,384–385), en hij schreef ook aan de geestelijkheid en de gelovigen van Constantinopel om uiting te geven aan zijn volledige steun voor hun wettige Bisschop: "Johannes, uw Bisschop, heeft onterecht geleden", erkende hij. Vgl. Sozomenus, Historia ecclesiastica. 8,26 (GCS 50,385-387) Bovendien riep de Paus een synode van Italiaanse en oosterse Bisschoppen bijeen met het doel gerechtigheid te verkrijgen voor de vervolgde Bisschop. Vgl. Palladius, Dialogen over het leven van de H. Johannes Chrysostomos, Dialogus de vita Ioannis Chrysostomi. 4 (SCh 341,84) Met de steun van de keizer van het Westen, zond de Paus een delegatie van westerse en oosterse bisschoppen naar Constantinopel, naar de keizer van het Oosten, om Johannes te verdedigen en te vragen dat een oecumenische synode van Bisschoppen hem recht zou doen. Vgl. Palladius, Dialogen over het leven van de H. Johannes Chrysostomos, Dialogus de vita Ioannis Chrysostomi. 3-4 (SCh 341,80-86) Toen kort voordat hij in ballingschap stierf deze plannen faalden, schreef Johannes aan Paus Innocentius om hem te bedanken voor de "grote vertroosting" die hij geput had uit de edelmoedige steun die hem bewezen was. Vgl. H. Johannes Chrysostomos, Epistolae. ad Innocentium papam II (PG 52,535-536) In zijn brief bevestigde Johannes dat hij, ofschoon door de afstand van de ballingschap van hem gescheiden, "dag voor dag in gemeenschap" was met hem en hij zei: "Gij hebt zelfs de meest liefdevolle vader overtroffen in uw welwillendheid en ijver jegens ons". Toch smeekte hij te willen volharden in het zoeken van gerechtigheid voor hem en voor de Kerk van Constantinopel, want "de strijd die u te wachten staat, moet nu gevoerd worden voor bijna heel de wereld, voor een Kerk die tot de bodem toe vernederd wordt, voor een volk dat verstrooid is, voor een geestelijkheid die wordt belaagd, voor Bisschoppen die in ballingschap gestuurd worden, voor oude wetten die geschonden worden". Johannes schreef ook aan de andere westerse Bisschoppen om hen te bedanken voor hun steun Vgl. H. Johannes Chrysostomos, Epistolae. 157-161 (PG 52,703-706), in Italië onder anderen aan Cromatius van Aquileia Vgl. H. Johannes Chrysostomos, Epistolae. 155 (PG 52,702-703), aan Venerius van Milaan Vgl. H. Johannes Chrysostomos, Epistolae. 182 (PG 52,714-715) en aan Gaudentius van Brescia. Vgl. H. Johannes Chrysostomos, Epistolae. 184 (PG 52,715-716)
Zowel in Antiochië als in Constantinopel sprak hij hartstochtelijk over de eenheid van de Kerk die verspreid is over de wereld. Hij noteerde daarover: "In Rome beschouwen de gelovigen degenen die in India zijn als ledematen van hun eigen lichaam" Vgl. H. Johannes Chrysostomos, Preek over het Evangelie volgens Johannes, In Joannem Homilia. 65,1 (PG 59,361-362) en hij onderstreepte dat er in de Kerk geen ruimte is voor verdeeldheden. "De Kerk," riep hij uit, "bestaat niet opdat wie verenigd zijn zich verdelen, maar opdat wie verdeeld zijn zich verenigen" Vgl. H. Johannes Chrysostomos, Preken over de Eerste Brief aan de Korinthiërs, In epistulam i ad Korinthos. 27,3 (PG 61,228) en hij vond in de Heilige Schriften de goddelijke bekrachtiging van deze eenheid. Prekend over de Eerste Brief van de heilige Paulus aan de Korintiërs, herinnerde hij zijn toehoorders eraan dat "Paulus over de Kerk spreekt als 'Kerk van God' Vgl. 1 Kor. 1, 2 en laat zien dat zij één moet zijn, want als zij "van God" is, is zij één, en dat is zij dan niet alleen in Korinte maar ook in de wereld; de naam Kerk is immers geen naam van scheiding, maar van eenheid en eendracht". Vgl. H. Johannes Chrysostomos, Preken over de Eerste Brief aan de Korinthiërs, In epistulam i ad Korinthos. 1,1 (PG 61,13)
Voor Johannes is de eenheid van de Kerk gefundeerd in Christus, het goddelijk Woord dat zich in zijn vleeswording verenigd heeft met de Kerk zoals het hoofd met zijn lichaam Vgl. H. Johannes Chrysostomos, Preken over de Eerste Brief aan de Korinthiërs, In epistulam i ad Korinthos. 30,1 (PG 61,249-251) Vgl. H. Johannes Chrysostomos, Preken over de Brief aan de Kolossenzen, In epistulam ad Colossenses. 3,2-3 (PG 62,320) Vgl. H. Johannes Chrysostomos, Preken over de Brief aan de Efeziërs, In epistulam ad Ephesios. 3,2 (PG 62,26) : "Waar het hoofd is, daar is ook het lichaam" en daarom "is er geen scheiding tussen het hoofd en het lichaam". Vgl. H. Johannes Chrysostomos, Preken over de Brief aan de Efeziërs, In epistulam ad Ephesios. 3,2 (PG 62,26) Hij had begrepen dat in zijn vleeswording het goddelijk Woord niet alleen mens geworden is, maar zich ook met ons verenigd heeft door ons tot zijn lichaam te maken: "Omdat het voor hem niet genoeg was om mens te worden, om geslagen en gedood te worden, verenigt Hij zich met ons niet alleen door het geloof, maar maakt hij ons in feite ook tot zijn lichaam". Vgl. H. Johannes Chrysostomos, Preek over het Evangelie volgens Mattheüs, In Matthaeum Homilia. 82,5 (PG 58,743) In zijn commentaar op de passage uit Paulus' Brief aan de Efeziërs: "Alles heeft Hij onder zijn voeten gelegd en Hemzelf, verheven boven alles, heeft Hij als Hoofd gegeven aan de Kerk, die zijn lichaam is, de volheid van Hem die het al in alles vervult" Vgl. Ef. 1, 22-23 , legt Johannes uit dat het is "alsof het hoofd door het lichaam vervolledigd wordt, want het lichaam is samengesteld uit en wordt gevormd door zijn diverse delen. Zijn lichaam is dus samengesteld uit allen. Daarom wordt het hoofd vervolledigd en het lichaam vervolmaakt wanneer wij allen samengebonden en verenigd zijn." Vgl. H. Johannes Chrysostomos, Preken over de Brief aan de Efeziërs, In epistulam ad Ephesios. 3,2 (PG 62,26) Vgl. H. Johannes Chrysostomos, Preken over de Brief aan de Efeziërs, In epistulam ad Ephesios. 20,4 (PG 62,140-141) Johannes concludeert dan ook dat Christus alle leden van zijn Kerk met zich en onder elkaar verenigt. Ons geloof in Christus vraagt dat wij ons inspannen voor een daadwerkelijke, sacramentele eenheid onder de leden van de Kerk door een einde te maken aan alle verdeeldheden.
Voor Chrysostomus wordt van de kerkelijke eenheid die zich in Christus verwezenlijkt op een heel bijzondere manier getuigd in de Eucharistie. "Doctor eucharisticus", leraar van de eucharistie genoemd vanwege de breedte en diepte van zijn leer over het allerheiligst Sacrament Vgl. Paus Benedictus XVI, Angelus/Regina Caeli, Eucharistie en de heiliging van de priesters (18 sept 2005), leert hij dat de sacramentele eenheid van de Eucharistie de basis vormt van de kerkelijke eenheid in en door Christus. "Zeker, er zijn veel dingen om ons verenigd te houden. Één tafel wordt voor allen bereid... aan allen wordt dezelfde drank aangeboden, of beter, niet alleen dezelfde drank maar ook dezelfde beker. Onze Vader, die ons naar een tedere genegenheid wil leiden, heeft ook dit zo geordend, dat wij uit één en dezelfde beker drinken, iets wat hoort bij een intense liefde". Vgl. H. Johannes Chrysostomos, Preek over het Evangelie volgens Mattheüs, In Matthaeum Homilia. 32,7 (PG 57,386) Denkend over de woorden van de Eerste Brief van Paulus aan de Korintiërs: "Geeft niet het brood dat wij breken, gemeenschap met het lichaam van Christus?" Vgl. 1 Kor. 10, 16 , becommentarieert Johannes: voor de Apostel is het dus zo dat "zoals dat lichaam met Christus verenigd is, wij ook zo met Hem verenigd zijn door middel van dit brood". Vgl. H. Johannes Chrysostomos, Preken over de Eerste Brief aan de Korinthiërs, In epistulam i ad Korinthos. 24,2 (PG 61,200) Vgl. H. Johannes Chrysostomos, Preek over het Evangelie volgens Johannes, In Joannem Homilia. 46,3 (PG 63, 260-261) Vgl. H. Johannes Chrysostomos, Preken over de Brief aan de Efeziërs, In epistulam ad Ephesios. 3,4 (PG 62,28-29) In het licht van de daarop volgende woorden van de Apostel: "Omdat het brood één is, vormen wij allen tezamen één lichaam, want allen hebben wij deel aan het ene brood" Vgl. 1 Kor. 10, 17 , argumenteert Johannes nog duidelijker: "Wat is het brood? Het Lichaam van Christus. En wat worden wij wanneer wij het eten? Het lichaam van Christus; niet veel lichamen, maar één enkel lichaam. Zoals het brood, hoewel samengesteld uit veel graankorrels, één wordt ... zo zijn ook wij verenigd met elkaar en met Christus ... Welnu, als wij door één en hetzelfde brood gevoed worden en allemaal één en hetzelfde worden, waarom laten wij dan niet dezelfde liefde zien, zodat wij ook onder dit aspect één en hetzelfde worden?" Vgl. H. Johannes Chrysostomos, Preken over de Eerste Brief aan de Korinthiërs, In epistulam i ad Korinthos. 24,2 (PG 61,200)
Het geloof van Chrysostomus in het mysterie van de liefde die de gelovigen met Christus en onder elkaar verbindt, bracht hem ertoe een diepe eerbied jegens de Eucharistie te uiten, een eerbied die hij in het bijzonder voedde in de viering van de Goddelijke Liturgie. Een van de rijkste uitdrukkingen van de oosterse Liturgie draagt juist zijn naam: "De Goddelijke Liturgie van de heilige Johannes Chrysostomus". Johannes begreep dat de Goddelijke Liturgie de gelovige geestelijk plaatst tussen het aardse leven en de hemelse werkelijkheden die hem door de Heer beloofd zijn. Aan Basilius de Grote uitte hij zijn eerbiedige vrees bij het vieren van de heilige geheimen met deze woorden: "Wanneer jij de Heer geofferd ziet liggen op het altaar en de priester die staande over het slachtoffer bidt ... kun jij dan nog denken dat je onder de mensen, dat je op aarde bent? Wordt je in tegendeel niet meteen weggevoerd naar de hemel?". De heilige riten, zegt Johannes, "zijn niet alleen prachtig om te zien, maar ook buitengewoon vanwege de eerbiedige vrees die zij wekken. Daar staat de priester ... die de Heilige Geest doet neerdalen, hij bidt langdurig dat de genade die over het offer neerdaalt, op die plaats de geesten van allen moge verlichten en hen schitterender maakt dan zilver dat in het vuur gezuiverd is. Wie zou dit eerbiedwaardig mysterie gering kunnen achten? Vgl. H. Johannes Chrysostomos, Over het priesterschap, De sacerdotio. 3,4 (SCh 272,142-146) Vgl. Paus Benedictus XVI, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Het Sacrament van de Liefde - Over de Eucharistie, bron en hoogtepunt van het leven en de zending van de Kerk, Sacramentum Caritatis (22 feb 2007), 13
Met grote diepgang ontwikkelt Chrysostomus het denken over de uitwerkingen van de sacramentele communie in de gelovigen: "Het bloed van Christus vernieuwt in ons het beeld van onze Koning, brengt een onzegbare schoonheid voort en laat niet toe dat de adel van onze zielen wordt vernietigd, maar bevloeit en voedt die voortdurend". Vgl. H. Johannes Chrysostomos, Preek over het Evangelie volgens Johannes, In Joannem Homilia. 46,3 (PG 63,261) Daarom spoort Johannes de gelovigen dikwijls en met aandrang aan om waardig te naderen tot het altaar van de Heer, "niet lichtvaardig ... niet uit gewoonte of formaliteit", maar met "oprechtheid en zuiverheid van geest". Vgl. H. Johannes Chrysostomos, Preken over de Brief aan de Efeziërs, In epistulam ad Ephesios. 3,4 (PG 62,28) Vgl. H. Johannes Chrysostomos, Preken over de Eerste Brief aan de Korinthiërs, In epistulam i ad Korinthos. 24 (PG 61,197-206) Vgl. H. Johannes Chrysostomos, Preken over de Eerste Brief aan de Korinthiërs, In epistulam i ad Korinthos. 27,4 (PG 61,229-230) Vgl. H. Johannes Chrysostomos, In epistulam i ad Timotheum. 15,4 (PG 62,583-586) Vgl. H. Johannes Chrysostomos, Preek over het Evangelie volgens Mattheüs, In Matthaeum Homilia. 82,6 (PG 58,744-746) Onvermoeibaar herhaalt hij dat de voorbereiding op de Heilige Communie het berouw over de zonden moet omvatten en de dankbaarheid voor het offer dat Christus voor ons heil heeft gebracht. Daarom spoort hij de gelovigen aan volledig en devoot deel te nemen aan de riten van de Goddelijke Liturgie en in diezelfde gesteltenis de Heilige Communie te ontvangen: "Laat toch niet toe, zo smeken wij u, dat wij worden gedood door uw gebrek aan eerbied, maar nadert tot Hem met devotie en zuiverheid en wanneer u hem voor u geplaatst ziet, zegt dan tot u zelf: Uit kracht van dit lichaam ben ik geen arde meer en as, ben ik niet langer gevangen maar vrij; uit kracht hiervan is mijn hoop gesteld op het paradijs, hoop ik er de weldaden van te ontvangen, het erfdeel van de engelen, en met Christus te verkeren". Vgl. H. Johannes Chrysostomos, Preken over de Eerste Brief aan de Korinthiërs, In epistulam i ad Korinthos. 24,4 (PG 61,203)
Natuurlijk trekt hij uit de beschouwing van het Mysterie vervolgens ook de morele consequenties waarin hij zijn toehoorders betrekt: hij houdt hen voor dat de gemeenschap met het Lichaam en Bloed van Christus hen verplicht materiele hulp te verlenen aan de armen en de hongerigen die onder hen leven. Vgl. H. Johannes Chrysostomos, Preken over de Eerste Brief aan de Korinthiërs, In epistulam i ad Korinthos. 27,5 (PG 61,230-231) Vgl. H. Johannes Chrysostomos, Preken over Genesis, Sermones in Genesim. 5,3 (PG 54,602-603) De tafel van de Heer is de plaats waar de gelovigen de arme en de behoeftige, die zij misschien eerst genegeerd hadden, erkennen en opnemen. Vgl. H. Johannes Chrysostomos, Preken over de Eerste Brief aan de Korinthiërs, In epistulam i ad Korinthos. 27,5 (PG 61,230) Hij spoort de gelovigen van alle tijden aan verder te kijken dan het altaar waarop het eucharistisch offer wordt opgedragen en Christus te zien in de persoon van de armen en voor ogen te houden dat het dankzij de hulp is die aan de behoeftigen is verleend, dat zij op het altaar van Christus een offer kunnen opdragen dat aan God welgevallig is. Vgl. H. Johannes Chrysostomos, Preken over de Tweede brief aan de Korintiërs, In epistulam II ad Corinthos. 20,3 (PG 61,540) Vgl. H. Johannes Chrysostomos, Preken over de brief aan de Romeinen, In epistulam ad Romanos. 21,2-4 (PG 60,603-607)