• Database vol kerkelijke documenten
  • Geloofsverdieping
  • Volledig in het Nederlands
  • Beheerd door vrijwilligers

Zoeken in kerkelijke documenten en berichten

x

Zo wordt als laatste opdracht van deze bijdrage de vraag naar onderscheidingscriteria onafwendbaar. Om ze goed te kunnen beantwoorden, zou eerst het begrip “beweging” nog wat preciezer bepaald moeten worden, en wellicht zelfs een typologie van de bewegingen uitgewerkt. Dat alles is hier vanzelfsprekend niet mogelijk. Men moet er zich ook voor hoeden een te strakke definitie te hanteren, want de Heilige Geest komt steeds weer met nieuwe verrassingen, en pas als we terugkijken, ontdekken we een gemeenschappelijk wezen in de grote verscheidenheid. Toch zou ik graag, als aanzet tot de begripsverklaring, heel kort drie onderscheiden types willen afbakenen, die men alleszins kan waarnemen in het nabije verleden. Ik zou ze met de termen beweging, stroming, actie willen aanduiden. De liturgische beweging uit de eerste helft van deze eeuw, alsook de sinds de negentiende eeuw altijd sterker opkomende mariale beweging in de Kerk, zou ik niet als bewegingen willen karakteriseren, maar als stromingen die zich vervolgens in concrete bewegingen konden verdichten - mariale congregaties of groeperingen van katholieke jongeren - maar er ook bovenuit reikten. Handtekeningenacties voor een dogmaverklaring of voor veranderingen in de Kerk, zoals die vandaag gebruikelijk worden, zijn wederom geen bewegingen, maar acties. Wat een beweging is, kan men het duidelijkst zien aan de franciscaanse opleving in de dertiende eeuw. Bewegingen zijn meestal de vrucht van een charismatische leiderspersoonlijkheid en vinden gestalte in concrete gemeenschappen, die vanuit deze oorsprong het hele evangelie nieuw gaan leven en de Kerk zonder aarzelen als hun levensgrond erkennen, waarzonder ze niet kunnen bestaan. Vgl. A. Cattaneo, “I movimenti ecclesiali: aspetti ecclesiologici”, in: Annales Theologici 11(1997, 2), p. 401-427.

Met deze zeer ontoereikende aanloop naar een soort definitie, zijn we nu reeds bij de criteria aanbeland, die bij wijze van spreken in de plaats van een definitie staan. De wezenlijke maatstaf is vanzelf te voorschijn gekomen: de verworteling in het geloof van de Kerk. Wie het apostolische geloof niet deelt, kan geen aanspraak maken op apostolische werkzaamheid. Daar het geloof voor heel de Kerk één is, haar eenheid bewerkt, is met het apostolische geloof noodzakelijkerwijze de wil tot eenheid verbonden, de wil om in de levende gemeenschap van heel de Kerk te staan, om, heel concreet, te staan voor de opvolgers van de apostelen en voor de opvolger van Petrus die voor het samenspel van plaatselijke en universele Kerk als het ene volk van God verantwoordelijkheid draagt. Als het “apostolische”de plaats is van de bewegingen in de Kerk, dan moet de wil tot de vita apostolica te allen tijde voor hen de grondslag zijn. Het verzaken aan eigendom, nakomelingschap, aan het opdringen van eigen kerkopvatting, dit wil zeggen de gehoorzaamheid in de navolging van Christus, heeft men altijd als de wezenlijke elementen van het apostolische leven beschouwd, die natuurlijk niet op dezelfde manier kunnen gelden voor alle deelhebbers aan een beweging, maar op verscheidene wijzen oriëntatiepunten vormen voor ieders leven. Het apostolische leven is wederom geen doel op zichzelf, maar schept de vrijheid van het dienen. Apostolisch leven vraagt om apostolisch handelen. Op de eerste plaats is er - weer op onderscheiden wijze - de verkondiging van het Evangelie als missionaire element. In de navolging van Christus is evangelisatie altijd voor alles “evangelizare pauperibus” - verkondiging van het Evangelie aan de armen. Dit gebeurt echter niet alleen door woorden. De liefde - die haar innerlijk centrum, haar waarheidskern en haar actiekern tegelijk vormt - moet geleefd worden en zodoende verkondiging zijn. Zo is ook de sociale dienst steeds op een of andere wijze met de evangelisatie verbonden. Dit alles veronderstelt - meestal vanuit de aanstekelijke kracht van het oorspronkelijke charisma - een diepe, persoonlijke ontmoeting met Christus. Gemeenschap worden en opbouwen van gemeenschap sluit het persoonlijke element niet uit, maar vereist het. Alleen daar waar de persoon in zijn diepste innerlijk door Christus is geraakt en bewogen wordt, kan ook de ander in zijn innerlijk bewogen worden; alleen daar is er verzoening mogelijk in de Heilige Geest; alleen daar kan ware gemeenschap groeien. Binnen deze christologisch-pneumatologische en existentiële basisstructuur zijn dan zeer verscheidene klemtonen en wegingen mogelijk, waarin zich steeds weer de nieuwheid van het Christendom realiseert, de Geest van de Kerk haar steeds weer “als de arend verjongt” (Ps. 103, 5).  

Van daaruit worden zowel de gevaren zichtbaar die eigen zijn aan de bewegingen, als ook de wegen naar genezing. Eenzijdigheden zijn het gevolg van de overbeklemtoning van de specifieke opdracht die verbonden is met een bepaalde periode of een bepaald charisma. Dat de geestelijke opleving niet als een vorm van christelijke existentie ervaren wordt, maar als het getroffen worden door de totaliteit van de boodschap zonder meer, kan leiden tot verabsolutering van de beweging, die zich dan - zoals de Kerk zelf - verstaat als de weg voor iedereen; terwijl die ene weg zich toch op verschillende manieren kan meedelen. Ook dreigt vanuit de frisheid en de totaliteit van de opleving bijna onafwendbaar steeds weer het conflict met de plaatselijke gemeenschap, waarbij er schuld kan zijn aan beide zijden en waarbij dus beide partijen geestelijk uitgedaagd worden. De lokale Kerken kunnen zich aan een zeker conformisme met de wereld schuldig gemaakt hebben. Het zout kan zijn kracht verliezen, zoals Kierkegaard het in zijn kritiek op het christendom vlijmscherp heeft geformuleeerd. Maar ook als de afstand van de radicaliteit van het evangelie niet het door Kierkegaard gehekelde punt heeft bereikt, zal de opleving van het nieuwe toch als een storend element ervaren worden, en des te meer als het gepaard gaat met kinderziekten en verkeerde verabsoluteringen, zoals niet zelden het geval is.

Aan beide zijden moet men zich laten opvoeden door de heilige Geest en ook door de kerkelijke overheid, moet men leren onbaatzuchtig te zijn, waarzonder de innerlijke instemming met de veelvormigheid van het geleefde geloof niet mogelijk is. Aan beide zijden moet men van elkaar leren, zich laten zuiveren, elkaar verdragen en die houdingen nastreven waarvan Paulus spreekt in het hooglied van de liefde (1 Kor. 13, 4). Zo moeten de bewegingen erop gewezen worden, dat ze - ook als ze op hun weg de volheid van het geloof gevonden hebben en doorgeven - een geschenk zijn voor en in de gehele Kerk en dat ze zich moeten onderwerpen aan de vereisten van dit geheel om hun eigen wezen trouw te blijven. Vgl. A. Cattaneo, “I movimenti ecclesiali: aspetti ecclesiologici”, in: Annales Theologici 11(1997, 2), p. 423-425 Er moet echter ook bij de plaatselijke Kerken en bij de bisschoppen op gedrukt worden, dat zij geen uniformiteit van pastorale vormgevingen en planningen mogen huldigen. Ze mogen niet hun eigen pastorale plannen tot maatstaf verheffen van wat de Heilige Geest tot stand mag brengen. Door alleen maar te plannen zouden de Kerken ondoordringbaar kunnen worden voor Gods Geest, voor de kracht waarvan zij leven. Het mag niet zijn dat alles zich moet invoegen in een eenheidsorganisatie. Liever minder organisatie en meer Geest! Vooral is een begrip van communio uit den boze, waarin het vermijden van conflicten de hoogste pastorale waarde wordt. Het geloof is ook altijd een zwaard en kan juist het conflict ter wille van de waarheid en van de liefde vragen. Vgl. Mt. 10, 34 Een concept van kerkelijke eenheid, waarin conflicten vanaf het begin worden afgedaan als polarisering en de innerlijke rust door het verzaken aan de heelheid van het getuigenis betaald wordt, zal snel bedrog blijken te zijn. Tenslotte mag er geen plaats zijn voor een geblaseerde verlichte kennis, die de ijver van degenen die door de Heilige Geest zijn aangegrepen en hun onbevangen geloof in het woord van God dadelijk het anathema van het fundamentalisme oplegt en alleen nog een geloof toelaat, waarvoor “indien, maar” belangrijker zijn dan de substantie zelf van wat men gelooft. Uiteindelijk moet voor iedereen de maatstaf gelden van de liefde voor de eenheid van de ene Kerk, die in alle lokale Kerken één is en als zodanig altijd verschijnt in de apostolische bewegingen. Lokale Kerken en bewegingen zullen altijd opnieuw moeten erkennen en aannemen dat tegelijkertijd voor beide geldt: Ubi Petrus, ibi ecclesia - ubi episcopus, ibi ecclesia. Primaat en episcopaat, lokale kerkstructuur en apostolische bewegingen hebben elkaar nodig. De primaat kan maar leven door en met een levend episcopaat; het episcopaat kan zijn dynamische en apostolische eenheid maar bewaren als het gericht is op de primaat. Waar een van beiden verzwakt, lijdt de gehele Kerk.  

Na al deze overwegingen zou tot slot vooral dankbaarheid en vreugde moeten overblijven. Dankbaarheid, dat de Heilige Geest ook vandaag nog heel duidelijk aan het werk is in de Kerk en haar nieuwe gaven schenkt, waardoor ze de vreugde van haar jeugd op een nieuwe wijze leeft (Ps. 42, 4, Vulgaat). Dankbaarheid voor de vele mensen - jong en oud - die ingaan op de roep van de Geest en zonder omkijken vol vreugde in dienst van het evangelie treden. Dankbaarheid om de bisschoppen, die zich openstellen voor de nieuwe wegen en hun ruimte geven in hun lokale Kerken, geduldig met hen worstelen om hun eenzijdigheden te overwinnen en ze naar hun ware gestalte te leiden. Vooral danken wij Paus Johannes Paulus II, die ons allen voorgaat in de gave van de geestdrift, in de kracht van het innerlijk jong worden vanuit het geloof, in de onderscheiding van de geesten, in het deemoedig en moedig vechten om de volheid van de dienst aan het evangelie, in de opmerkzame en opwekkende eenheid met de bisschoppen wereldwijd; die ons aller leider is naar Christus toe. Christus leeft, en vanuit de Vader zendt Hij de heilige Geest. Dat is de vreugdevolle en levenwekkende ervaring, die ons in de ontmoeting met de kerkelijke bewegingen van onze tijd wordt geschonken.

Document

Naam: KERKELIJKE BEWEGINGEN EN HUN THEOLOGISCHE PLAATS
Toespraak tot het congres voor vertegenwoordigers van bewegingen en gemeenschappen in de Katholieke Kerk, georganiseerd door de Pauselijke Raad voor de Leken
Soort: Joseph Kardinaal Ratzinger
Auteur: Joseph Kardinaal Ratzinger
Datum: 27 mei 1998
Copyrights: © 1998, Communio 23e jrg nr 6, p. 457-476
Alineaverdeling en -nummering: redactie
Bewerkt: 5 mei 2020

Referenties naar dit document

 
Geen documenten gevonden!
 
Geen berichten gevonden!

Opties

Internetadres
Print deze pagina
Dit document bestellen
Startpagina van dit document
Inhoudsopgave van dit document
Referenties naar dit document
Referenties vanuit dit document
RK Documenten wordt mogelijk gemaakt door donaties van gebruikers.
© 1999 - 2024, Stg. InterKerk, Schiedam, test