
Paus Benedictus XVI - 24 oktober 2007
Beste broeders en zusters,
de heilige Bisschop Ambrosius - over wie ik u vandaag zal spreken - stierf in Milaan in de nacht van 3 op 4 april 397. Het was de dageraad van Stille Zaterdag. De dag daarvoor was hij tegen vijf uur in de namiddag gaan bidden, liggend op bed met zijn armen uitgespreid in de vorm van een kruis. Zo deelde hij tijdens het heilig Paastriduum in de dood en de verrijzenis van de Heer. "Wij zagen zijn lippen bewegen", getuigt Paulinus, de trouwe diaken die op uitnodiging van Augustinus zijn H. Paulinus van Nola
Vita
Over het leven van de H. Ambrosius van Milaan () schreef, "maar zijn stem hoorden wij niet". Opeens leek zijn toestand snel achteruit te gaan. Honoratus, Bisschop van Vercelli, die gekomen was om Ambrosius bij te staan en die een verdieping hoger sliep, werd wakker van een stem die herhaaldelijk tegen hem zei: "Sta op, vlug! Ambrosius ligt op sterven...". Honoratus ging haastig naar beneden - zo vervolgt Paulinus - "en gaf aan de heilige het Lichaam des Heren. Amper had hij het genomen en doorgeslikt of Ambrosius gaf de geest en nam de goede teerspijze met zich mee. Aldus verkwikt door de kracht van dit voedsel, geniet zijn ziel nu het gezelschap van de engelen" H. Paulinus van Nola, Over het leven van de H. Ambrosius van Milaan, Vita. 47. Op die Goede Vrijdag van het jaar 397 drukten de gespreide armen van de stervende Ambrosius zijn mystieke deelname uit aan de dood en de verrijzenis van de Heer. Dit was zijn laatste catechese: waar de woorden zwegen, sprak hij nog met het getuigenis van zijn leven.
Een beroemde aanhef van een Ambrosiaanse catechese laat op uitmuntende wijze zien hoe de heilige Bisschop het Oude Testament toepaste op het christelijk leven: "Toen de verhalen van de Aartsvaders gelezen werden en de leefregels uit de Spreuken, hebben we elke dag over het zedelijk leven gesproken - zegt de Bisschop van Milaan tegen zijn catechumenen en pasbekeerden - opdat jullie, daardoor gevormd en onderricht, er een gewoonte van zouden maken de weg van de Vaders op te gaan en het pad te volgen van de gehoorzaamheid aan de goddelijke voorschriften" H. Ambrosius van Milaan, De Mysteriis. I, 1. Naar het oordeel van de Bisschop konden, met andere woorden, de pasbekeerden en catechumenen, nadat zij de kunst van het goed leven hadden geleerd, zich voortaan beschouwen als voorbereid op de grote mysteries van Christus. De prediking van Ambrosius - die de dragende kern vormt van zijn enorme litteraire werk - gaat aldus uit van de heilige Boeken ("de Aartsvaders", dat wil zeggen de historische Boeken en "de Spreuken", dat wil zeggen de Wijsheidsboeken), om in overeenstemming te leven met de goddelijke Openbaring.
Zo blijkt, terwijl we stilstaan bij het leraarschap van Ambrosius en Augustinus, dat catechese niet losgemaakt kan worden van het levensgetuigenis. Wat ik in de Joseph Kardinaal Ratzinger
Einführung in das Christentum (1 januari 1968) geschreven heb over de theoloog, kan ook voor de catecheet dienen. Wie tot het geloof opvoedt mag niet het risico lopen een soort van clown te lijken die beroepsmatig een rol speelt. Veeleer, om een beeld te gebruiken dat dierbaar is aan Origenes, een schrijver die Ambrosius bijzonder geliefd was, moet hij als de geliefde leerling zijn die met zijn hoofd tegen het hart van de Meester leunde en daar de manier van denken, van spreken en van handelen leerde. Uiteindelijk is de ware leerling degene die het Evangelie op de meest geloofwaardige en werkzame manier verkondigt.
Zoals de apostel Johannes, zo blijft ook Bisschop Ambrosius - die nooit moe werd te herhalen "Omnia Christus nobis est!; Christus is alles voor ons" - een authentieke getuige van de Heer. Met zijn eigen woorden besluiten we zo onze catechese:
"Omnia Christus nobis est! Als je een wonde wilt genezen, is Hij de arts; als je uitgedroogd bent van de koorts, is Hij de bron; als je onderdrukt wordt door de ongerechtigheid, is Hij de rechtvaardigheid; als je hulp nodig hebt, is Hij de kracht; als je de dood vreest, is Hij het leven; als je naar de hemel verlangt, is Hij de weg; als je in duisternis verkeert, is Hij het licht... Proeft en ziet hoe goed de Heer is: zalig de man die op Hem zijn hoop stelt!" H. Ambrosius van Milaan, Over de maagdelijkheid, De virginitate. 16, 99.
Laten ook wij op Christus onze hoop stellen. Zo zullen wij gelukzalig zijn en in vrede leven.