De christenen hebben in de loop van hun geschiedenis geprobeerd dit niet-wetende weten in voorstelbare vormen te vertalen en beelden van de ‘hemel’ ontwikkeld, die altijd ver van datgene verwijderd blijven wat wij juist alleen maar negatief, in niet-weten kennen. Al deze pogingen de hoop vorm te geven, hebben veel mensen door de eeuwen heen bezield om vanuit het geloof te leven en daarvoor ook hun “
hyparchonta”, de materiële substantie van hun leven, te laten varen. De
Brief aan de Hebreeën heeft, in zijn 11de hoofdstuk, van degenen die hopen en van hun onderweg-zijn een soort geschiedenis geschetst, die reikt van Abel tot aan de tijd waarin de Brief is ontstaan. In onze moderne tijd is er een steeds heftiger kritiek op deze wijze van hopen ontbrand: het zou louter individualisme zijn, dat de wereld aan haar ellende zou overlaten en gevlucht zou zijn in het privé gebied van het eigen eeuwige heil. Henri de Lubac heeft in de inleiding op zijn baanbrekende werk “
Henri de Lubac
Catholicisme. Aspects sociaux du dogme
Katholicisme. Sociale aspecten van het dogma ()” - “Katholicisme. Sociale aspecten van het dogma” - enkele kenmerkende stemmen van dit soort verzameld, van wie er één geciteerd moet worden: “Heb ik de vreugde gevonden? Nee ...
mijn vreugde heb ik gevonden. En dat is iets vreselijk anders ... De vreugde van Jezus kan persoonlijk zijn. Zij kan van een mens alleen zijn, en hij is gered. Hij is in vrede ... voor nu en voor altijd, maar hij alleen. Deze eenzaamheid in de vreugde verontrust hem niet. Integendeel. Hij is immers de uitverkorene! In zijn zaligheid schrijdt hij door veldslagen met een roos in zijn hand.”
Henri de Lubac, Katholicisme. Sociale aspecten van het dogma, Catholicisme. Aspects sociaux du dogme. 1983, VII; waarin opgenomen: Jean Giono, Les vraies richesses, 1936, Préface, Paris 1992, 18-20