Paus Benedictus XVI - 17 oktober 2007
Gedegen gevormd in het geloof volgens Nicea verdedigde Eusebius met al zijn krachten de volledige godheid van Jezus Christus, door het 1e Concilie van Constantinopel
Credo van Nicea - Constantinopel
(31 juli 381) gedefinieerd als "één in wezen" met de Vader. Daartoe verbond hij zich met de grote Vaders van de IV-de eeuw - vooral met de heilige Athanasius, de vaandeldrager van de orthodoxie van Nicea - tegen de ariaansgezinde politiek van de keizer. De keizer leek het eenvoudiger ariaanse geloof politiek nuttiger als ideologie van het keizerrijk. Maar deze grote Vaders boden weerstand door de waarheid te verdedigen tegen de overheersing van de politiek. Om deze reden werd Eusebius tot de ballingschap veroordeeld zoals zoveel andere bisschoppen in Oost en West: zoals Paus Benedictus XVI - Audiëntie
H. Athanasius van Alexandrië
(42e catechese in deze reeks)
(20 juni 2007) zelf, zoals Paus Benedictus XVI - Audiëntie
H. Hilarius van Poitiers
(10 oktober 2007), over wie wij vorige week hebben gesproken, en zoals Hosius van Cordoba. In Scythopolis in Palestina, waar hij gevangen gehouden werd van 355 tot 360, schreef Eusebius een prachtige bladzijde van zijn levensboek. Ook hier stichtte hij een klooster met een kleine groep leerlingen en van hieruit onderhield hij een briefwisseling met zijn gelovigen uit Piemonte, zoals vooral de tweede van de drie Eusebiaanse H. Eusebius van Vercelli
Brieven () bewijst die als authentiek erkend zijn.
Vervolgens werd hij, na 360, verbannen naar Cappadocië en naar de Thebaïde waar hij zware lichamelijke mishandelingen onderging. Toen in 361 Constantius II gestorven was, volgde keizer Julianus hem op, bijgenaamd de Afvallige, die zich niet interesseerde voor het christendom als godsdienst van het keizerrijk, maar eenvoudig het heidendom wilde herstellen. Hij maakte een einde aan de ballingschap van deze bisschoppen en stond zo ook Eusebius toe zijn zetel weer in bezit te nemen. In 362 werd hij door Athanasius uitgenodigd deel te nemen aan het Concilie van Alexandrië, dat besloot de ariaanse bisschoppen te vergeven mits ze terugkeerden tot de lekenstaat. Nog zo'n tien jaar, tot aan zijn dood, kon Eusebius het bisschopsambt uitoefenen, waarin hij een voorbeeldige band wist te realiseren tussen hem en zijn stad, wat al gauw een inspiratiebron vormde voor de herderlijke dienst van andere Bisschoppen in noord Italië, waar we ons in de komende catechesen mee bezig zullen houden, zoals de heilige Ambrosius van Milaan en de heilige Maximus van Turijn.