Paus Benedictus XVI - 9 september 2007
Zeereerwaarde vader abt;
vereerde broeders in het episcopaat;
beminde cisterciënzer monniken van Heiligenkreuz;
beminde broeders en zusters van het gewijde leven;
geëerde gasten en vrienden van het klooster en de Academie;
dames en heren:
Met genoegen ben ik tijdens mijn pelgrimstocht naar Magna Mater Austriae ook naar de abdij van Heiligenkreuz gekomen, wat niet alleen een belangrijke etappe is in de via sacra die leidt naar Mariazell, maar ook het oudste cisterciënzer klooster ter wereld dat zonder onderbreking actief is gebleven. Ik wilde naar deze plaats komen die rijk is aan geschiedenis, om de aandacht te vestigen op de fundamentele richtlijn van heilige Benedictus, volgens wiens Regel ook de cisterciënzers leven. Heilige Benedictus beschikt beknopt dat “niets mag boven het goddelijke officie worden gesteld.” H. Benedictus van Nursia, Regel voor monniken, Regula monasticorum. 43, 3
Daarom hebben lofzangen aan God, die de monniken vieren als plechtig koorgebed, in een door Benedictus geïnspireerd klooster altijd voorrang. Godzijdank bidden zeker niet alleen monniken; ook andere mensen doen dat: kinderen, jong en oud, mannen en vrouwen, gehuwden en ongehuwden; alle christenen bidden of zouden dat moeten doen.
In het leven van monniken is het gebed echter van bijzonder belang: het staat centraal in hun professionele inspanningen. Feitelijk beoefenen ze het beroep van bidder uit. In de tijd van de Kerkvaders werd het kloosterleven gedefinieerd als leven in de stijl van engelen, aangezien als essentieel kenmerk van engelen werd beschouwd aanbidders te zijn. Hun leven is aanbidding. Dit zou ook moeten gelden voor monniken. Bovenal bidden ze niet voor een specifiek doel, maar eenvoudigweg omdat God het verdient aanbeden te worden. “Confitemini Domino, quoniam bonus!”, “Looft de Heer, goedertieren is Hij: tot in eeuwigheid blijft zijn genade”, sporen verschillende Psalmen aan. Vgl. Ps. 106,1 Daarom wordt dit gebed zonder specifiek doel, dat pure goddelijke dienst wil zijn, terecht officium genoemd. Het is het “dienstwerk” bij uitstek, de “gewijde dienst” van de monniken. Aan de drie-ene God wordt opgeofferd die bovenal waardig is “om heerlijkheid, eer en macht te ontvangen” (Openb. 4, 11), omdat hij de wereld heeft geschapen op een wonderlijke wijze en op een nog schonere wijze heeft hersteld.
Tegelijkertijd is het officium van de godgewijde personen ook een heilige dienst aan de mensen en een getuigenis voor hen. Ieder mens draagt in de diepte van zijn hart, bewust of onbewust, de hang naar ultieme voldoening, maximaal geluk; daarom, uiteindelijk, naar God. Een klooster waar de gemeenschap meerdere malen per dag bijeenkomt om God te prijzen, getuigt dat dit oorspronkelijke menselijke verlangen niet in het luchtledige valt: God de Schepper heeft ons mensen niet geplaatst midden in een verschrikkelijke duisternis waar we, als blinden, wanhopig naar een fundamentele ultieme zin zouden moeten zoeken Vgl. Hand. 17, 27 ; God heeft ons niet verlaten in een lege woestijn, zinloos, waar ons uiteindelijk alleen de dood wacht. Nee. God heeft onze duisternis verlicht met zijn licht, door het werk van zijn Zoon Jezus Christus. In hem is God onze wereld binnengetreden in al zijn “volheid” Vgl. Kol 1, 19 ; in Hem vindt de gehele waarheid, waarnaar wij hangen, haar oorsprong en haar hoogtepunt. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 22
Ons licht, onze waarheid, ons bestemming, onze voldoening, ons leven is geen religieuze doctrine, maar een Persoon: Jezus Christus. Ver buiten ons vermogen om God te zoeken en te verlangen, werden wij eerder gezocht en verlangd, ja zelfs, door Hem gevonden en verlost. De blik van mensen van alle tijden en van alle volkeren, van alle filosofieën, godsdiensten en culturen, vindt eindelijk de open ogen van de gekruisigde en verrezen Zoon van God; zijn open hart is de volheid van liefde. De ogen van Christus zijn de blik van de God die bemint. Het beeld van de Gekruisigde boven het altaar, waarvan het Romeinse origineel in de kathedraal van Sarzana is, toont dat deze blik op elke mens is gericht. Want de Heer kijkt naar het hart van ieder van ons.
De ziel van het kloosterleven is aanbidding, leven in de stijl van engelen. Echter, als monniken van vlees en bloed in dit land, voegde de heilige Benedictus aan de centrale imperatief “ora”, een tweede toe: “labora”. Volgens de opvatting van heilige Benedictus, evenals heilige Bernardus, maakt niet alleen het gebed deel uit van het kloosterleven, maar ook het werk, de bewerking van de aarde volgens de wil van de Schepper. Zo hebben de monniken door de eeuwen heen, vertrekkend met hun blik op God gericht, de aarde gastvrij en mooi gemaakt. Hun werk om de schepping te bewaren en ontwikkelen kwam juist voort uit hun blik op God. Op het ritme van ora et labora getuigt de gemeenschap van godgewijden van de God die naar ons kijkt in Jezus Christus; en de mens en de wereld, door hem aanschouwd, worden goed.
Niet alleen de monniken bidden het officium; in navolging van de monastieke traditie heeft de Kerk het breviergebed bepaald voor alle religieuzen, en ook voor priesters en diakens. Het is belangrijk dat de religieuze vrouwen en mannen, priesters en diakens — en natuurlijk de bisschoppen — in het dagelijkse “officiële” gebed voor God verschijnen met hymnen en psalmen, met dankzegging en smeekgebeden zonder specifieke doeleinden.
Beminde broeders in het priesterlijk en diaconaal dienstwerk; beminde broeders en zusters in het gewijde leven, ik weet dat er discipline voor nodig is; bovendien is het soms ook nodig om jezelf te overwinnen om het Brevier trouw te bidden; maar door dit officium ontvangen we ook vele rijkdommen: hoe vaak verdwijnen de vermoeidheid en moedeloosheid bij het bidden ervan! En waar God trouw geprezen en aanbeden wordt, ontbreekt zijn zegen niet. Geen wonder dat er in Oostenrijk wordt gezegd: “Alles hangt af van Gods zegen”.
Daarom moet uw belangrijkste dienst aan deze wereld zijn uw gebed en de viering van het goddelijk officie. Elke priester, elke godgewijde persoon moet als innerlijke gesteltenis hebben “niets mag boven het goddelijk officie worden gesteld”. De schoonheid van deze innerlijke gesteltenis zal tot uiting komen in de schoonheid van de liturgie, in die mate dat waar we samen God toezingen, loven, verheerlijken en aanbidden een stukje hemel op aarde komt. Het is niet gewaagd te beweren dat in een liturgie die volkomen op God is gericht, in de riten en de liederen, men een beeld van de eeuwigheid ziet. Hoe zouden onze voorouders anders honderden jaren geleden een plechtig gewijd gebouw als dit hebben kunnen bouwen? Alleen de architectuur al verheft onze zintuigen naar “wat geen oog heeft gezien, geen oor heeft gehoord, geen mens kan het zich voorstellen, al wat God bereid heeft voor die Hem liefhebben” (1 Kor. 2, 9).
Bij alle vormen van toewijding aan de liturgie moet het beslissende criterium altijd zijn het oog op God gevestigd te hebben. We zijn in de aanwezigheid van God; Hij spreekt tot ons en wij met hem. Als we ons in reflecties op de liturgie afvragen hoe we die aantrekkelijk, interessant en mooi kunnen maken, zitten we al op het verkeerde spoor. Of de liturgie is opus Dei, met God als specifiek subject, of zij is dat niet. In deze context vraag ik u: viert de heilige liturgie door uw blik op God te richten in de gemeenschap van heiligen, van de levende Kerk van alle plaatsen en van alle tijden, zodat zij uitdrukking kan worden van de schoonheid en de verhevenheid van de God vriend van mensen.
Tenslotte, de ziel van het gebed is de Heilige Geest. Inderdaad, wanneer we bidden, is Hij altijd degene die “onze zwakheid te hulp komt en voor ons ten beste spreekt met onuitsprekelijke verzuchtingen.” Vgl. Rom. 8, 26 Vertrouwend op deze woorden van de apostel Paulus, verzeker ik u, beste broeders en zusters, dat het gebed voor u het effect zal hebben dat vroeger werd uitgedrukt door priesters en godgewijden eenvoudigweg te noemen Geistliche (geestelijken). Mgr. Sailer, bisschop van Regensburg, zei ooit dat priesters vooral geestelijke mensen moesten zijn. Ik zou graag willen dat de uitdrukking Geistliche opnieuw zou worden gebruikt. Maar bovenal is het belangrijk dat wat dat woord betekent in ons werkelijkheid wordt: dat door de Heer te volgen, in de kracht van de Geest, we “geestelijken” zijn.
Oostenrijk is echt, zoals in dubbele zin wordt gezegd, Klösterreich: koninkrijk van kloosters en rijk aan kloosters. Uw oude abdijen, met oorsprong en tradities die eeuwen teruggaan, zijn plaatsen van de “voorkeur voor God”. Beste broeders, maak deze prioriteit van God zichtbaar voor de mensen. Als geestelijke oase duidt een klooster aan de wereld van vandaag het belangrijkste aan, en uiteindelijk zelfs het enige doorslaggevende: er is een ultieme reden waarvoor het de moeite waard is te leven, namelijk God en zijn ondoorgrondelijke liefde.
Beminde gelovigen, ik vraag u om uw abdijen en uw kloosters te beschouwen als wat ze zijn en altijd willen zijn: niet slechts plaatsen van cultuur en traditie, of zelfs eenvoudige economische ondernemingen. Structuur, organisatie en economie zijn ook nodig voor de Kerk, maar ze zijn niet wezenlijk. Een klooster is vooral een plaats van geestelijke kracht. Wanneer iemand aankomt bij een van uw kloosters hier in Oostenrijk, krijgt men dezelfde indruk wanneer men, bezweet na een wandeling door de Alpen, eindelijk kan verkoelen in een beekje dat uit een bron komt. Profiteer dan van deze bronnen van Gods nabijheid in uw land, waardeer de religieuze gemeenschappen, de kloosters en de abdijen, en neem uw toevlucht tot de geestelijke dienst die de godgewijde mensen u willen leveren.
Ten slotte wijdt mijn bezoek zich tot de Academie, reeds pauselijk, die de 205e verjaardag van haar stichting viert en waaraan de abt in zijn nieuwe hoedanigheid de naam van de huidige opvolger van Sint Pieter heeft toegevoegd. Hoewel de integratie van de theologische discipline in de universitas van kennis via de katholieke theologische faculteiten aan de staatsuniversiteiten belangrijk is, is het even belangrijk dat er even specifieke studieplaatsen zijn als die van u, waar een diepe verbintenis mogelijk is tussen wetenschappelijke theologie en geleefde spiritualiteit.
God is inderdaad nooit simpelweg het object van theologie; tegelijkertijd is Hij ook altijd hun levend onderwerp. Voor het overige is de christelijke theologie nooit alleen een menselijk betoog over God, maar tegelijkertijd zijn het altijd de Logos en de logica waarin God zich openbaart. Daarom zijn de wetenschappelijke intelligentsia en de geleefde devotie twee elementen van de studie die, in onvervreemdbare complementariteit, van elkaar afhankelijk zijn.
De vader van de cisterciënzer Orde, heilige Bernardus, vocht in zijn tijd tegen de scheiding van een objectiverende rationaliteit en de stroom van kerkelijke spiritualiteit. Onze huidige situatie, hoewel onderscheiden, vertoont opmerkelijke overeenkomsten. In haar verlangen om de erkenning te krijgen van rigoureus wetenschappelijk karakter in moderne zin, kan de theologie haar adem van geloof verliezen. Maar net zoals een liturgie die vergeet om op God te schouwen als zodanig bijna onbeduidend is, zo houdt ook een theologie die niet langer bezield is door geloof op theologie te zijn; zij wordt uiteindelijk gereduceerd tot een reeks disciplines die min of meer met elkaar verband houden. Daarentegen, waar een “knielende theologie” wordt beoefend, zoals Hans Urs von Balthasar vroeg Vgl. Hans Urs von Balthasar, Aufsatz in: Verbum Caro. Schriften zur Theologie I, Einsiedeln 1960, Theologie und Heiligkeit (1 jan 1948). p. 195-224, zal de vruchtbaarheid niet ontbreken voor de kerk in Oostenrijk en ook daarbuiten.
Deze vruchtbaarheid blijkt uit de steun en vorming van mensen die een geestelijke roeping hebben ontvangen. Opdat vandaag de dag een roeping tot het priesterschap of de religieuze staat gedurende het hele leven getrouw wordt gehandhaafd, is er een vorming nodig die geloof en rede, hart en geest, leven en denken integreert. Een leven in het navolgen van Christus heeft de integratie van de hele persoonlijkheid nodig. Waar de intellectuele dimensie wordt veronachtzaamd, ontstaat heel makkelijk een vorm van vrome verliefdheid die bijna uitsluitend leeft van emoties en gemoedstoestanden die niet gedurende het hele leven kunnen worden volgehouden. En waar de geestelijke dimensie wordt verwaarloosd, ontstaat een ijverig rationalisme dat door zijn kilheid en afstandelijkheid niet langer kan leiden tot een enthousiaste overgave van zichzelf aan God.
Een leven van navolging van Christus kan niet op deze eenzijdige criteria worden gebaseerd; bij halve overgave zou een persoon ontevreden zijn en daardoor misschien ook geestelijk steriel. Elke roeping tot religieus leven of tot het priesterschap is zo’n kostbare schat dat de verantwoordelijken al het mogelijke moeten doen om de geschikte wegen tot vorming te vinden om in eenheid fides et ratio te bevorderen, het geloof en de rede, het hart en de geest.
Zoals we zojuist hebben gehoord, stichtte heilige Leopold van Oostenrijk op aanraden van zijn zoon, de zalige bisschop Otto van Freising, die mijn voorganger was van de bisschopszetel van Freising (in Freising wordt zijn feest vandaag gevierd), uw abdij in 1133 en gaf haar de naam van “Unsere Liebe Frau zum Heiligen Kreuz” (Onze Lieve Vrouw van het Heilig Kruis). Dit klooster is niet alleen traditioneel gewijd aan de Maagd — zoals alle cisterciënzer kloosters — maar hier brandt ook het mariale vuur van heilige Bernardus van Clairvaux. Heilige Bernardus, die samen met dertig metgezellen het klooster binnentrad, is een soort beschermheilige van geestelijke roepingen. Als hij zo een enthousiaste en bemoedigende aantrekking had bij veel jonge mensen van zijn tijd die door God waren geroepen, was dat misschien omdat hij werd bezield door een bijzondere mariale devotie. Waar Maria is, is het oerbeeld van de totale overgave en van de navolging van Christus. Waar Maria is, is de Pinksterwind van de Heilige Geest, is er het begin en een authentieke vernieuwing.
Vanuit deze Mariaplaats langs de via sacra wens ik alle spirituele plaatsen in Oostenrijk vruchtbaarheid en capaciteit tot uitstraling toe. Voordat ik vertrek, wil ik nogmaals de Moeder van God vragen, zoals ik al in Mariazell deed, om voor heel Oostenrijk ten beste te spreken. Met woorden van heilige Bernardus, nodig ik ieder uit om vol vertrouwen een ‘kind’ van Maria te worden, zoals de Zoon van God zelf deed. Heilige Bernardus zegt, en wij zeggen met hem: “Kijk naar de ster, roep Maria aan. (...) Denk in de gevaren, in de angsten, in de onzekerheden aan Maria, roep Maria aan. Dat haar naam niet van uw lippen wijkt, dat zij niet van uw hart wijkt. (...) Door haar te volgen ga je niet verloren; door haar aan te roepen, wanhoop je niet; als je aan haar denkt, dwaal je niet. Als zij je de hand reikt, val je niet; als zij je beschermt, vrees je niet; als zij je leidt, word je niet moe; als zij je haar gunst verleent, bereik je je doel.” H. Bernardus van Clairvaux, In Laudibus Virginis Mariae. Homilia 2,17