En tenslotte groeten wij u, hoogvereerde en illustere waarnemers, die thans voor de derde maal aanwezig hebt willen zijn bij de zittingen van het Concilie. Wij danken u, wij geven u de verzekering van onze vaste wil en onze hoop, eens alle hinderpalen, alle geschillen, alle wantrouwen te kunnen wegnemen, die ons nog beletten om ons in Christus en in Zijn Kerk volledig
“één van hart en één van ziel” Vgl. Hand. 4, 32
te voelen. Wij van onze kant zullen alles doen, wat in ons vermogen ligt, om dit doel te bereiken. Wij begrijpen heel goed, dat het herstel van deze eenheid een zaak is van het hoogste belang. Daarom zullen wij hieraan al onze zorgen wijden en er al de vereiste tijd aan besteden. Dit is iets geheel nieuws, gezien de lange en droevige geschiedenis, die aan de verschillende afscheidingen is voorafgegaan, en wij zullen geduldig wachten op het rijpen van de omstandigheden voor een succesvolle en vriendschappelijke oplossing van deze kwestie. Het is een zeer gewichtige aangelegenheid, die diep verborgen ligt in de geheime raadbesluiten van God, en wij zullen met nederigheid en toewijding ernaar streven, deze grote genade waardig te worden. Gedachtig de woorden van de apostel Paulus, die,
“alles voor allen geworden” Vgl. 1 Kor. 9, 22
, de gave van het evangelie heeft gebracht aan alle volken met tegemoetkoming, die wij met een modern woord een “praktisch pluralisme” zouden willen noemen; gedachtig ook de dringende vermaning van dezelfde apostel aan ons, om
“ons te beijveren, de eenheid des Geestes te behouden door de band van de vrede", omdat er
“één Heer is, één geloof, één doop, één God en Vader van allen” Vgl. Ef. 4, 3.5-6
, zullen wij, met volledige trouw aan de éne Kerk van Christus, ons alle moeite geven om datgene, wat de verschillende christelijke gemeenschappen, die nog van ons gescheiden zijn, een authentieke en aanvaardbare waarden bezitten, beter te leren kennen en erkennen. Tevens vragen wij deze gemeenschappen, dat zij van hun kant ernaar willen streven, het katholieke geloof en het katholieke leven beter te leren kennen, en dat zij zich niet beledigd mogen voelen door onze uitnodiging om volledig deel te willen hebben aan de volheid van de waarheid en de liefde, maar deze uitnodiging mogen beschouwen als een geste van respect en broederlijkheid. Wij bedoelen de volheid, waarvan het bewaren ons, hoe onwaardigheid ook, door Christus is opgelegd als een groot voorrecht, maar ook als een hoogst verantwoordelijke taak. En deze volheid zal duidelijker aan het licht treden door de hereniging van allen, die de naam van Christus belijden.