Eerbiedwaardige broeders en beminde zonen! In het teken van het heilig kruis, dat wij hebben willen eren door de concelebratie van het eucharistisch offer, begint vandaag de derde zittingsperiode van het Tweede Vaticaans Oecumenisch Concilie. Hier is in waarheid de Kerk. Wij zelf zijn hier de Kerk, omdat wij ledematen zijn van het mystieke Lichaam van Christus. God immers heeft ons de onschatbare genade geschonken, gelovigen te zijn, gedoopten en tot een eenheidverbonden in de liefde van eenzelfde heilig en zichtbaar volk Gods. Wij zijn de Kerk, omdat wij haar bedienaren zijn als priesters, begiftigd met een bijzonder merkteken, waarmee de sacramentele wijding ons in dit ambt heeft gesteld, aan ons verbazingwekkende en hoogst verantwoordelijke volmachten heeft verleend en ons tot dragers heeft gemaakt van de heilige hiërarchie, die belast is met een bediening, waardoor het heilswerk van Christus zich kan voortzetten in de tijd en zich over de aarde kan uitbreiden. Wij zijn tenslotte de kerk, omdat wij, als leraars van het geloof, als herders van de zielen, als beheerders van Gods geheimen (
1 Kor. 4, 1), hier heel de Kerk vertegenwoordigen, niet als gevolmachtigden of als afgevaardigden van de gelovigen, die het voorwerp zijn van onze geestelijke zorg, maar als vaders en broeders, die de personificatie zijn van de gemeenschappen die aan ieder van ons zijn toevertrouwd, en als plenaire vergadering, rechtmatig bijeengeroepen door ons, die met u allen verbonden zijn als uw broeder, door ons als bisschop van deze providentiële stad Rome, als de nederige, maar waarachtige opvolger van de apostel Petrus, bij wiens graf wij met eerbied zijn samengekomen, en dus als het onwaardige, maar ware Hoofd van de katholieke Kerk en als plaatsbekleder van Christus, dienaar der dienaren Gods.