• Database vol kerkelijke documenten
  • Geloofsverdieping
  • Volledig in het Nederlands
  • Beheerd door vrijwilligers

Zoeken in kerkelijke documenten en berichten

x
Aan het andere einde van zijn bestaan staat de mens voor het geheim van de dood. Als gevolg van vorderingen in de geneeskunde en in een cultuurmilieu dat zich vaak afsluit voor het transcendente, kent de stervenservaring tegenwoordig enkele nieuwe elementen. Wanneer de tendens overheerst om het leven alleen te waarderen in de mate dat het plezier en welbevinden biedt, schijnt het lijden een ondraaglijke nederlaag te zijn, iets waarvan men zich tegen elke prijs moet bevrijden. De dood wordt als 'absurd' beschouwd wanneer hij plotseling een leven onderbreekt dat nog open staat naar een toekomst van nieuwe, interessante ervaringen. Maar hij wordt een 'rechtmatige bevrijding' wanneer men het leven niet meer zinvol acht omdat het vol pijn is en onverbiddelijk gedoemd tot zelfs nog groter lijden.

Bovendien meent de mens wanneer hij zijn fundamentele betrekking met God ontkent of verwaarloost, dat hij voor zichzelf maatstaf en norm is, met het recht om te eisen dat de maatschappij hem de wegen en middelen garandeert om te beslissen wat hij met zijn leven doet in volle en totale autonomie. Vooral mensen in de ontwikkelde landen handelen zo: ze voelen zich hiertoe ook aangemoedigd door de voortdurende vooruitgang van de geneeskunde en haar steeds meer gevorderde technieken. Met behulp van uiterst spitsvondige systemen en apparatuur, zijn de wetenschap en de medische praktijk vandaag niet alleen in staat om voor vroeger onoplosbare gevallen een oplossing te vinden en pijnen te verzachten of te verhelpen, maar ook om het leven, zelfs een toestand van uiterste zwakte, in stand te houden en te verlengen, mensen na het wegvallen van hun biologische basisfuncties te reanimeren en ingrepen te doen om organen voor transplantaties te verkrijgen.

In deze context groeit de bekoring om zijn toevlucht te nemen tot euthanasie dwz: zich tot heer over de dood te maken en die voortijdig op te wekken, door 'op zachte wijze' zijn eigen leven of dat van anderen te beëindigen. In werkelijkheid blijkt dat, wat misschien logisch en menselijk lijkt, absurd en onmenselijk wanneer men het nader beschouwt. We staan hier voor een van de alarmerendste symptomen van de 'cultuur van de dood', die vooral in welvarende samenlevingen voortschrijdt, gekenmerkt door een prestatiedenken dat het groeiende aantal oude en zwakke mensen als te belastend en onverdraaglijk beschouwt. Ze worden heel vaak geïsoleerd door hun families en door de samenleving, die bijna uitsluitend is georganiseerd op basis van maatstaven van productieve doelmatigheid, volgens welke een hopeloos arbeidsongeschikt leven geen waarde meer heeft.

Voor een correct zedelijk oordeel over euthanasie is allereerst een heldere omschrijving vereist. Onder euthanasie in haar eigenlijke betekenis verstaat men een handelen of nalaten, dat van nature en bedoeld de dood veroorzaakt, om zo alle lijden te beëindigen. 'Bij euthanasie draait het dus om de bedoeling van de wil en om de manier van handelen' Congregatie voor de Geloofsleer, Verklaring over euthanasie, Iura et Bona (5 mei 1980), 2.

Euthanasie moet men onderscheiden van de beslissing of af te zien van zgn. 'agressieve medische behandeling', m.a.w.: medische procedures die niet langer stroken met de werkelijke situatie van de patiënt ofwel omdat die inmiddels niet meer in verhouding staan tot de verhoopte resultaten of omdat die een te zware last leggen op de patiënt en zijn familie. In zulke situaties, wanneer de dood zich duidelijk dreigend en onvermijdelijk aandient, kan men in geweten 'aan de behandelingswijze verzaken die slechts een hachelijk en smartvol rekken van het leven zou betekenen, zonder evenwel de gewone zorgen na te laten die men in dergelijke gevallen aan een zieke verschuldigd is' Congregatie voor de Geloofsleer, Verklaring over euthanasie, Iura et Bona (5 mei 1980), 4. Zeker is er een morele plicht om zichzelf te laten verzorgen en behandelen, maar deze plicht moet aan de concrete omstandigheden afgemeten worden. Men moet bepalen of de middelen tot behandeling objectief stroken met de vooruitzichten op verbetering. Uitzonderlijke of onevenredige middelen afwijzen staat niet gelijk met zelfmoord of euthanasie; het is eerder een uitdrukking van de aanvaarding van de menselijke situatie in het zicht van de dood Congregatie voor de Geloofsleer, Verklaring over euthanasie, Iura et Bona (5 mei 1980), 4.

In de moderne geneeskunde wordt steeds meer aandacht gegeven aan wat 'methoden van palliatieve zorg' worden genoemd, die het lijden draaglijker trachten te maken in de laatste stadia van de ziekte en die moeten verzekeren dat de patiënt op dat moment menselijk gesteund en begeleid wordt. Onder de vragen die in deze context opkomen is die naar de geoorloofdheid van het gebruik van allerlei soorten pijnstillers en kalmeringsmiddelen om de pijn van de patiënt te verzachten als dit het risico van levensverkorting inhoudt. Terwijl men de mens mag prijzen die vrijwillig het lijden aanvaardt door af te zien van een behandeling met pijnstillers om volkomen helder te blijven, en, zo hij een gelovige is, bewust te delen in het Lijden van de Heer, mag men zulk 'heldhaftig' gedrag niet tot ieders plicht rekenen. Reeds Pius XII zei dat het geoorloofd is pijn door narcotica te onderdrukken, zelfs wanneer dat verminderd bewustzijn en levensverkorting tot gevolg heeft, 'als er geen andere middelen bestaan, en als in de gegeven omstandigheden dit niet leidt tot de belemmering van andere godsdienstige en morele plichten' Paus Pius XII, Toespraak, Over drie godsdienstig zedelijke vraagstukken inzake anesthesie naar aanleiding van het Negende Nationaal Congres van de "Società Italiana di Anestesiologia", Le IXe Congres National - Over de anesthesie (25 feb 1957) Vgl. Congregatie voor de Geloofsleer, Verklaring over euthanasie, Iura et Bona (5 mei 1980), 3. In zo'n geval wordt de dood niet gewild of gezocht, ook al loopt men het risico daarop uit redelijke motieven: men wil enkel de pijn verminderen door de pijnstillers die de geneeskunde aanbiedt. Niettemin ‘mag men de stervende niet zonder ernstige reden van het bewustzijn beroven’ Paus Pius XII, Toespraak, Over drie godsdienstig zedelijke vraagstukken inzake anesthesie naar aanleiding van het Negende Nationaal Congres van de "Società Italiana di Anestesiologia", Le IXe Congres National - Over de anesthesie (25 feb 1957): wanneer zij de dood naderen moeten mensen in staat zijn om hun zedelijke en gezinsplichten te vervullen en vooral om zich bij volle bewustzijn voor te bereiden op de uiteindelijke ontmoeting met God.

Na deze onderscheidingen bevestig ik in overeenstemming met het Leergezag van mijn Voorgangers Vgl. Paus Pius XII, Toespraak, Over drie godsdienstig zedelijke vraagstukken inzake anesthesie naar aanleiding van het Negende Nationaal Congres van de "Società Italiana di Anestesiologia", Le IXe Congres National - Over de anesthesie (25 feb 1957) Vgl. Heilig Officie, Decreet over de directe doding van onschuldigen door de burgerlijke overheid (2 dec 1940) Vgl. H. Paus Paulus VI, Boodschap, Voor de Franse televisie, Ieder leven is heilig (27 jan 1971) Vgl. H. Paus Paulus VI, Toespraak, Tot het Internationaal College van Chirurgen (1 juni 1972) Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 25 en in gemeenschap met de bisschoppen van de katholieke Kerk, dat euthanasie een zware schending is van de wet van God, aangezien zij het opzettelijk en zedelijk onaanvaardbaar doden betekent van een menselijke persoon. Deze leer stoelt op de natuurwet en op het geschreven woord van God, is doorgegeven door de Traditie van Kerk en geleerd door het gewone en algemene Leergezag.

Afhankelijk van de omstandigheden houdt deze praktijk een kwaadwilligheid in die eigen is aan zelfmoord of moord.

Zelfmoord is altijd even moreel onaanvaardbaar als moord. De overlevering van de Kerk heeft hem altijd als ernstig kwade keuze afgewezen Vgl. H. Augustinus, Over de Stad Gods, De Civitate Dei. I, 20: CCL 47,22 Vgl. H. Thomas van Aquino, Summa Theologiae. II-II, q. 6, a. 5.. Ook al kunnen bepaalde psychologische, culturele en sociale gegevens een mens ertoe brengen om een handeling uit te voeren die zo radicaal in tegenspraak is met de natuurlijke neiging tot leven en zo de subjectieve verantwoordelijkheid verminderen of wegnemen, toch is zelfmoord objectief gezien een ernstig immorele daad. Feitelijk betekent het de afwijzing van de eigenliefde en afwijzing van de plicht Vgl. Congregatie voor de Geloofsleer, Verklaring over euthanasie, Iura et Bona (5 mei 1980), 1 Vgl. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2281-2283. In zijn diepste kern is zelfmoord een afwijzing van Gods absolute soevereiniteit over leven en dood, zoals die wordt verkondigd in het gebed van de oude wijze van Israël: 'Gij hebt macht over leven en dood; Gij voert mensen naar de poorten van de onderwereld en weer omhoog' (Wijsh. 16,13) Vgl. Tob 13, 2 .

Instemmen met het plan van een ander om zelfmoord te plegen en helpen bij de uitvoering ervan door zgn 'hulp bij zelfdoding' betekent samenwerken met, en soms de eigenlijke uitvoerder zijn van een onrecht waarvoor nooit een rechtvaardiging bestaat, zelfs wanneer erom gevraagd zou zijn. 'Het is nooit geoorloofd' - schrijft St. Augustinus met verrassende actualiteit - 'een ander te doden: zelfs als hij het zou willen, ja erom vraagt omdat hij, zwevend tussen leven en dood, om hulp smeekt bij de bevrijding van de ziel in haar strijd tegen de banden van het lichaam en in haar verlangen om vrij te zijn; ook is het niet geoorloofd wanneer een zieke niet meer in staat is te leven' H. Augustinus, Brieven, Epistulae. 204, 5: CSEL 57,320.. Ook als zij niet gemotiveerd is door een egoïstische weigering om belast te worden met het leven van iemand die lijdt, moet euthanasie een vals medelijden, ja een bedenkelijke 'perversie' van medelijden genoemd worden, Echt 'medelijden' deelt in andermans lijden; het doodt niet de mens wiens lijden onverdraaglijk is. Bovendien blijkt de daad van euthanasie des te perverser als ze wordt uitgevoerd door mensen, zoals familieleden, van wie men verwacht dat ze een familielid geduldig en liefdevol behandelen of door hen - bijv. artsen - van wie krachtens hun specifieke beroep verwacht mag worden dat zij zorgen voor de zieke persoon, zelfs in de pijnlijkste terminale stadia.

De keuze voor euthanasie wordt ernstiger wanneer ze de vorm aanneemt van een moord, uitgevoerd door anderen, op een persoon die er helemaal niet om gevraagd heeft en die er nooit mee heeft ingestemd. Het toppunt van willekeur en onrecht wordt bereikt wanneer bepaalde artsen of wetgevers zich de macht aanmatigen om te beslissen wie mag leven en wie sterven. Opnieuw staan we voor de bekoring van Eden: te worden als God die 'goed en kwaad kent' (Gen. 3, 5). God alleen heeft de macht over leven en dood: 'Ik ben het die dood en leven brengt' (Deut. 32, 39) Vgl. 2 Kon. 5, 7 Vgl. 1 Sam. 2, 6 . Maar Hij oefent die macht alleen uit volgens een plan van wijsheid en liefde. Wanneer de mens zich deze macht aanmatigt, omdat hij de slaaf is van een dwaze en zelfzuchtige denkwijze, gebruikt hij haar onvermijdelijk voor onrecht en dood. Zo wordt het leven van de mens die zwak is in handen van een die sterk is gelegd: in de samenleving verdwijnt het rechtsgevoel en het wederzijds vertrouwen, de basis van iedere authentieke intermenselijke betrekking wordt ondergraven aan de wortel.

Volkomen verschillend hiervan is de weg van liefde en echt medelijden, die ons gezamenlijk menszijn voorschrijft en waar het geloof in Christus de Verlosser, die gestorven en verrezen is, steeds nieuw licht op werpt. Het verzoek dat uit het mensenhart opstijgt bij de uiterste confrontatie met lijden en dood, vooral wanneer het oog in oog staat met de bekoring om op te geven in totale wanhoop, is vooral een verzoek om begeleiding, solidariteit en steun in de tijd van beproeving. Het is een bede om hulp om te blijven hopen wanneer alle menselijke hoop vervliegt. Zoals Vaticanum II ons in overweging geeft: 'In het licht van de dood krijgt het raadsel van het menselijk bestaan zijn grootste dimensie' en toch: 'Intuïtief geeft zijn hart hem het juiste oordeel, wanneer hij zich vol huiver afkeert van een totale ruïnering en een definitieve verdwijning van zijn persoon. Daar het zaad van eeuwigheid dat hij in zich draagt niet is ontstaan uit de loutere materie, verzet het zich tegen de dood' 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 18

Deze natuurlijke afkeer van de dood en deze beginnende hoop op onsterfelijkheid worden verlicht en tot vervulling gebracht door het christelijk geloof, dat zowel de belofte als het aanbod doet van een deelhebben aan de overwinning van de Verrezen Christus: het is de overwinning van Hem die, door zijn verlossende dood, de mens heeft bevrijd van de dood, 'het loon van de zonde' (Rom. 6, 23), en die hem de Geest heeft gegeven, het onderpand voor de verrijzenis en het leve Vgl. Rom. 8, 11 . De zekerheid over de toekomstige onsterfelijkheid en de hoop op de beloofde verrijzenis werpen een nieuw licht op het geheim van het lijden en sterven en vervullen de gelovigen met een buitengewone kracht om zich aan het plan van God toe te vertrouwen.

De apostel Paulus heeft dit nieuwe uitgedrukt in termen van een volledig toebehoren aan de Heer die de mens in iedere toestand omarmt: 'Niemand van ons leeft voor zichzelf en niemand sterft voor zichzelf: leven wij, dan leven wij voor de Heer; sterven wij, dan sterven wij voor de Heer. Of wij leven of sterven, wij behoren aan de Heer toe' (Rom. 14, 7-8). Sterven voor de Heer betekent de eigen dood beleven als laatste gehoorzaamheid aan de Vader Vgl. Fil. 2, 8 , doordat wij de ontmoeting met de dood in het door Hem gewilde en vastgestelde 'uur' aanvaarden Vgl. Joh. 13, 1 , die alleen kan zeggen wanneer onze aardse weg ten einde is. Leven voor de Heer betekent ook erkennen dat het lijden, ook wanneer het op zichzelf een kwaad en een beproeving blijft, altijd tot een bron van het goede kan worden. Dat is het geval wanneer het uit liefde en met liefde uit vrijwillige overgave aan God en uit vrije persoonlijke beslissing beleefd wordt in deelname aan het lijden van de gekruisigde Christus zelf. Zo gaat hij die zijn lijden leeft in de Heer, volkomen op Hem lijken Vgl. Fil. 3, 10 Vgl. 1 Petr. 2, 21 en heeft hij ten diepste deel aan zijn verlossingswerk voor de Kerk en voor de mensheid Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Apostolische Brief, Over de christelijke zin van het menselijke lijden, Salvifici doloris (11 feb 1984), 14-23. Dat is de ervaring van de Apostel, tot navolging waarvan ook iedere lijdende mens geroepen wordt: 'Nu verheug ik mij in het lijden dat ik voor u verdraag. Voor het lichaam van Christus, de Kerk, voltooi ik in mijn aardse leven dat, wat aan het lijden van Christus nog ontbreekt' (Kol. 1, 24).

Document

Naam: EVANGELIUM VITAE
Over de waarde en de onaantastbaarheid van het menselijk leven
Soort: H. Paus Johannes Paulus II - Encycliek
Auteur: H. Paus Johannes Paulus II
Datum: 25 maart 1995
Copyrights: © 1995 Katholiek Nieuwsblad, Den Bosch
Bewerkt: 15 april 2022

Opties

Internetadres
Print deze pagina
Dit document bestellen
Startpagina van dit document
Inhoudsopgave van dit document
Referenties naar dit document
Referenties vanuit dit document
Trefwoordenlijst voor dit document
RK Documenten wordt mogelijk gemaakt door donaties van gebruikers.
© 1999 - 2024, Stg. InterKerk, Schiedam, test