H. Paus Johannes Paulus II - 25 maart 1995
Dit hoeft niet te verbazen: het doden van een mens, in wie Gods beeld aanwezig is, is een bijzonder ernstige zonde. Alleen God is de Heer van het leven! Maar in het licht van de vele, vaak tragische gebeurtenissen die in het individuele en sociale leven plaatsvinden, heeft het christelijk denken gezocht naar een vollediger en dieper begrip van wat Gods gebod verbiedt en voorschrijft Vgl. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2263-2269 Vgl. Catechismus-Compendium, Catechismus van het Concilie van Trente, Catechismus Romanus Concilii Tridentini. III, 327-332. Er zijn namelijk situaties waarin de waarden die door Gods wet worden voorgesteld, in de vorm van een echte tegenspraak verschijnen. Dit gebeurt bijvoorbeeld in het geval van wettige zelfverdediging, waarin het recht om het eigen leven te verdedigen en de plicht om andermans leven niet te kwetsen in de praktijk moeilijk te verzoenen zijn. Ongetwijfeld vormen de innerlijke waarde van het leven en de plicht om zichzelf niet minder dan anderen lief te hebben, de basis van een werkelijk recht op zelfverdediging. Zelfs het veeleisende gebod van de naastenliefde, in het Oude Testament verkondigd en door Jezus bevestigd, vooronderstelt liefde voor zichzelf als de basis van vergelijking: 'Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf' (Mc. 12, 31). Niemand kan dan ook het recht op zelfverdediging afwijzen uit gebrek aan liefde voor het leven of voor zichzelf, alleen uit kracht van een heldhaftige liefde die de liefde voor zichzelf verdiept en omvormt tot een radicale zelfopoffering, overeenkomstig de geest van de Zaligsprekingen in het evangelie Vgl. Mt. 5, 38-40 . Het sublieme voorbeeld van deze zelfopoffering is de Heer Jezus zelf.
Bovendien '(kan) de gewettigde zelfverdediging (...) niet alleen een recht zijn, maar (ze) wordt zelfs een ernstige plicht voor degene die verantwoordelijk is voor andermans leven, voor het algemeen welzijn van het gezin of van de gemeenschap' Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2265. Helaas gebeurt het dat de noodzaak om de aanvaller onschadelijk te maken soms vereist dat men hem doodt. In dit geval wordt de fatale afloop de aanvaller ten laste gelegd die zich door zijn daad daaraan blootstelde, zelfs al is hij misschien niet moreel verantwoordelijk omdat hij niet 'bij zijn verstand'was Vgl. H. Thomas van Aquino, Summa Theologiae. II-II, q. 64, a. 7 Vgl. H. Alfonsus Maria de Liguori, Theologia moralis de Sacrum. Ordin.. l. III, tr. 4, c. 1, dub. 3..