H. Paus Johannes Paulus II - 25 maart 1995
Iedere mens wordt, op grond van het geheim van het Woord van God dat is mens geworden Vgl. Joh. 1, 14 , toevertrouwd aan de moederlijke zorg van de Kerk. Daarom moet elke bedreiging van de waardigheid en van het leven van de mens wel een reactie oproepen in het hart van de Kerk, moet die haar wel raken in de kern van haar eigen geloof in de verlossende Menswording van de Zoon van God, moet zij die wel betrekken in haar zending om het Evangelie van het leven te verkondigen in de hele wereld en aan ieder schepsel Vgl. Mc. 16, 15 .
Vandaag wordt die verkondiging bijzonder dringend in het licht van de schokkende toename en verscherping van de bedreigingen van het leven van mensen en volken, vooral wanneer dat zwak en weerloos is. Bij de oude, smartelijke plagen van ellende, honger, inheemse ziekten, geweld en oorlogen voegen zich andere, van onbekende aard en van verontrustende omvang.
Reeds het Tweede Vaticaans Concilie heeft, op een bladzijde die dramatisch actueel is, met kracht de veelvuldige misdrijven en aanslagen tegen het menselijk leven aangeklaagd. Dertig jaar later maak ik de woorden van de concilievaders tot de mijne, en nogmaals en met eenzelfde krachtige aanklacht verhef ik, in naam van de hele Kerk, in de zekerheid dat ik het authentieke gevoelen verwoord van ieder zuiver geweten, mijn stem:
'Al wat verder tegen het leven zelf ingaat, zoals alle soorten van moord, uitroeiing, abortus, euthanasie en vrijwillige zelfmoord, al wat de integriteit van de menselijke persoon aantast, zoals verminking, lichamelijke en geestelijke foltering, pogingen om de mens psychisch in zijn macht te krijgen; al wat een belediging is voor de menselijke waardigheid, zoals onmenselijke levensvoorwaarden, willekeurige arrestaties, deportaties, slavernij, prostitutie, handel in meisjes en minderjarigen; schandelijke arbeidsvoorwaarden, waarbij de arbeiders als louter winst-werktuigen worden behandeld en niet als vrije en verantwoordelijke personen: dit alles en andere dergelijke dingen zijn onmiskenbaar schandelijk. Ze zijn een aantasting van de menselijke beschaving en zij werpen meer een smet op hen die zich zo gedragen dan op hen die het onrecht hebben te verdragen. En ze zijn volledig in tegenspraak met de eer van de Schepper' 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 27