
H. Paus Johannes Paulus II - 25 maart 1995
Juist in het hart van het zedelijk geweten vindt de verduistering van de zin voor God en voor de mens met al haar verschillende en dodelijke gevolgen voor het leven, plaats. Het is bovenal een zaak van het individuele geweten, dat in zijn eigenheid en uniciteit alleen is met God 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 16. Maar het is ook in zekere zin een zaak van het 'morele geweten' van de samenleving: die is op een bepaalde wijze ook verantwoordelijk. Niet alleen omdat ze gedrag dat tegengesteld is aan het leven duldt of koestert, maar ook omdat ze de 'cultuur van de dood' aanmoedigt, doordat ze echte 'structuren van zonde' schept en in stand houdt, die tegen het leven ingaan. Het morele geweten, zowel individueel als sociaal, is tegenwoordig als gevolg van de doordringende invloed van de media, blootgesteld aan een uiterst ernstig en dodelijk gevaar: dat van verwarring tussen goed en kwaad, juist m.b.t. het fundamentele recht op leven. Een groot deel van de huidige samenleving ziet er triest uit, zoals die mensheid, die Paulus beschrijft in zijn brief aan de Romeinen. Die is samengesteld
Wanneer het geweten, dit lichtende oog van de ziel Vgl. Mt. 6, 22-23 , 'het kwade goed en het goede kwaad' (Jes. 5, 20) noemt, dan is het al op de weg van alarmerende corruptie en donkerste morele blindheid. En toch, alle opzet en alle inspanning om stilte op te leggen, kunnen de stem van de Heer niet smoren, die weerklinkt in het geweten van iedere mens afzonderlijk. Een nieuwe tocht van liefde, openheid en dienst aan het menselijk leven kan altijd juist vanuit dit intieme heiligdom van het geweten beginnen.