
H. Paus Johannes Paulus II - 25 maart 1995
Zo is de mens, m.b.t. het leven bij de geboorte of bij de dood, niet langer in staat om de vraag naar de meest ware zin van zijn eigen bestaan te stellen doordat hij in echte vrijheid deze cruciale momenten van zijn eigen 'zijn' aanneemt. Hij is alleen maar bekommerd om het 'maken' en, terwijl hij alle mogelijke technologieën gebruikt, houdt hij zich bezig met het programmeren, controleren en beheersen van geboorte en dood. Geboorte en dood worden van oorspronkelijke ervaringen die 'geleefd' moeten worden, tot dingen die men meent zomaar te kunnen 'bezitten' of 'af te wijzen'.
Bovendien: als eenmaal de verwijzing naar God buitengesloten is, is het niet verwonderlijk dat de betekenis van al het andere diep verstoord wordt. De natuur zelf wordt van 'mater' (moeder) nu tot 'materie', blootgesteld aan alle mogelijke manipulatie. Dit is de richting waarin een bepaalde technische en wetenschappelijke denkwijze die in de cultuur van vandaag overheerst, schijnt te leiden, wanneer zij het idee zelf verwerpt van een waarheid van het geschapene die erkend moet worden, of van een plan van God met het leven, dat gerespecteerd moet worden. Iets dergelijks gebeurt wanneer de bezorgdheid over de gevolgen van zo'n 'vrijheid zonder wet' sommige mensen brengt tot de tegenoverliggende positie van een 'wet zonder vrijheid', zoals bijvoorbeeld in ideologieën die het onrechtmatig vinden om op enigerlei wijze in de natuur in te grijpen: daarmee 'vergoddelijken' ze haar a.h.w., een voorstelling die opnieuw de afhankelijkheid van het plan van de Schepper minacht. Zo is het duidelijk dat het verlies van het contact met Gods wijze plan de diepste wortel is van de verwarring van de moderne mens, zowel wanneer dit verlies leidt tot een vrijheid zonder regels als wanneer het de mens achterlaat in 'angst' voor zijn vrijheid.
Door te leven 'alsof God niet bestond' verliest de mens niet alleen het zicht op het mysterie van God, maar ook op dat van de wereld en dat van zijn eigen wezen.