
H. Paus Johannes Paulus II - 25 maart 1995
Opnieuw kunnen het verhaal van de moord op Abel door zijn broer volgen. Na de vervloeking die God over hem uitspreekt, keert Kaïn zich aldus tot de Heer: 'Die straf is te zwaar om te dragen. Gij verdrijft mij vandaag van deze grond; en ik zal ver van U moeten blijven; ik zal een zwerver en een vagebond zijn op de aarde, en ieder die mij ontmoet kan mij doden' (Gen. 4, 13-14). Kaïn is ervan overtuigd dat zijn zonde niet vergeven zal worden door de Heer en dat zijn onontkoombaar lot zal zijn 'ver te moeten blijven' van Hem. Als Kaïn in staat is te belijden dat zijn schuld 'groter is dan hij kan dragen', dan is dat omdat hij zich ervan bewust is in de tegenwoordigheid van God te zijn en vóór Gods rechtvaardige oordeel. Het is inderdaad alleen voor God dat de mens zijn zonde kan toegeven er de volle zwaarte van kan inzien. Dat was de ervaring van David die, nadat 'hij kwaad had bedreven in de ogen van de Heer', en terechtgewezen was door de profeet Nathan, uitriep: 'Ik ben mij bewust dat ik schuld heb: steeds ziet wat ik begaan heb mij aan; tegen U, U alleen was mijn zonde; Gij doorziet het kwaad dat ik deed' (Ps. 51, 5-6).