H. Paus Johannes Paulus II - 25 maart 1995
Om de verbreiding van abortus te vergemakkelijken werden en worden enorme geldbedragen geïnvesteerd in de productie van farmaceutische preparaten die het mogelijk maken de foetus te doden in de moederschoot, zonder een beroep te hoeven doen op medische assistentie. Op dit punt lijkt het wetenschappelijk onderzoek zelf bijna uitsluitend bezorgd te zijn om de ontwikkeling van producten die, steeds eenvoudiger en doelmatiger, het leven doden en die tegelijkertijd in staat zijn om abortus ver te houden van iedere vorm van sociale controle of verantwoordelijkheid.
Men beweert dikwijls dat contraceptie, mits veilig en beschikbaar voor allen, het doelmatigste middel tegen abortus is. De katholieke Kerk wordt er dan van beschuldigd, abortus feitelijk te bevorderen omdat zij hardnekkig blijft leren dat contraceptie moreel ongeoorloofd is. Wanneer men het aandachtig beschouwt is dit verwijt duidelijk zonder grond. Misschien gebruiken veel mensen contraceptie ook met de intentie om vervolgens de bekoring van de abortus te vermijden. Maar de negatieve waarden die verbonden zijn met de 'contraceptieve mentaliteit' - die sterk verschilt van verantwoordelijk ouderschap, beleefd in respect voor de volle waarheid van de huwelijksdaad - zijn zo dat ze feitelijk deze bekoring versterken wanneer een ongewenst leven ontvangen wordt. De pro-abortus-cultuur is dan ook vooral daar sterk waar de leer van de Kerk over contraceptie wordt verworpen. Zeker: uit moreel oogpunt zijn contraceptie en abortus specifiek verschillende soorten kwaad: de eerste weerspreekt de volle waarheid van de geslachtsdaad als de juiste uitdrukking van huwelijksliefde, terwijl de tweede het leven van een menselijk wezen vernietigt: de eerste staat tegenover de deugd van kuisheid in het huwelijk, de tweede staat tegenover de deugd van rechtvaardigheid en schendt rechtstreeks het goddelijke gebod 'Gij zult niet doden'.
Maar ondanks hun verschillen in aard en moreel gewicht staan contraceptie en abortus vaak in nauwe verbinding, als vruchten van dezelfde boom. Het is waar dat in veel gevallen contraceptie en zelfs abortus worden gepraktiseerd onder druk van existentiële problemen, die niettemin nooit kunnen ontheffen van de inspanning om Gods wet volledig te gehoorzamen. Maar in heel veel andere gevallen zijn dergelijke praktijken geworteld in een genotzuchtige mentaliteit die niet bereid is om verantwoordelijkheid te aanvaarden inzake seksualiteit, en zij veronderstellen een egocentrische opvatting van de vrijheid die voortplanting beschouwt als een hindernis voor zelfontplooiing. Het leven dat zou kunnen voortkomen uit een seksuele ontmoeting wordt zo een vijand die tegen elke prijs vermeden moet worden, en abortus wordt het enig mogelijke beslissende antwoord op falende contraceptie.
De nauwe verbinding die er, in mentaliteit, bestaat tussen de praktijk van contraceptie en die van abortus wordt steeds duidelijker. Dat bewijzen op alarmerende wijze ook de toepassing van chemische preparaten, het aanbrengen van instrumenten in de baarmoeder en de toediening van vaccins die even gemakkelijk verspreid worden als voorbehoedmiddelen en die in werkelijkheid abortusopwekkend werken in de vroegste stadia van de ontwikkeling van het leven van het nieuwe menselijk wezen.
De verschillende technieken van kunstmatige voortplanting die op het eerste gezicht ten dienste staan van het leven en die regelmatig gebruikt worden met deze bedoeling, zetten in feite de deur open naar nieuwe bedreigingen van het leven. Afgezien van hun morele onaanvaardbaarheid, omdat ze de voortplanting scheiden van de integraal menselijke context van de huwelijksdaad Vgl. Congregatie voor de Geloofsleer, Over het beginnend menselijk leven en waardigheid van de voortplanting, Donum Vitae (22 feb 1987), hebben deze technieken een hoog mislukkingspercentage: deze mislukking betreft niet zo zeer de bevruchting, als wel de aansluitende ontwikkeling van het embryo, dat wordt blootgesteld aan het gevaar, meestal binnen een zeer korte tijd te sterven. Bovendien ontstaan vaak meer embryo's dan nodig is voor inplanting in de moederschoot, en deze zgn. 'overtollige embryo's' worden dan vernietigd of gebruikt voor onderzoek dat, onder het voorwendsel van wetenschappelijke of medische vooruitgang, in feite het menselijk leven terugbrengt tot het niveau van louter 'biologisch materiaal' waar men vrij over kan beschikken.
Prenatale diagnose waartegen geen morele bezwaren bestaan wanneer ze wordt uitgevoerd om de medische behandeling vast te stellen die het kind in de moederschoot wellicht nodig heeft, wordt al te vaak een gelegenheid om een abortus voor te stellen en uit te voeren. De zogenaamde rechtmatigheid van eugenetische abortus ontstaat in de publieke opinie vanuit een mentaliteit - waarvan men ten onrechte meent dat ze overeenkomt met de eisen van 'therapeutisch ingrijpen' - die het leven alleen aanvaardt onder bepaalde voorwaarden en het afwijst wanneer het begrensd, gehandicapt of ziek is.
Volgens deze zelfde logica is men ertoe gekomen om de meest elementaire zorg, zelfs voeding, te ontzeggen aan baby's die geboren worden met ernstige handicaps of ziekten. Het huidige draaiboek is bovendien nog alarmerender aan het worden vanwege de voorstellen, hier en daar naar voren gebracht, om zelfs kinderdoding te rechtvaardigen, met dezelfde argumenten die men gebruikt om het recht op abortus te verdedigen. Op deze wijze keren we terug naar een staat van barbarij waarvan men hoopte dat die voor altijd overwonnen was.