H. Paus Johannes Paulus II - 12 maart 2000
"Wij smeken u in Christus' naam: laat u met God verzoenen! Hem die geen zonde heeft gekend, heeft God voor ons tot zonde gemaakt, opdat wij door Hem Gods gerechtigheid zouden worden" (2 Kor. 5, 20-21).
Dit zijn de woorden van Paulus die de Kerk ieder jaar opnieuw leest op Aswoensdag bij het begin van de Veertigdagentijd. Tijdens de Veertigdagentijd wil de kerk zich op bijzondere wijze verenigen met Christus, die, gedreven door de heilige Geest, zijn messiaanse zending aanving met naar de woestijn te gaan alwaar Hij veertig dagen en veertig nachten vastte. Vgl. Mc. 1, 12-13
Na afloop van deze vasten werd Hij op de proef gesteld door satan, zoals in de liturgie van vandaag de Evangelist Marcus kort en bondig noteert. Vgl. Mc. 1, 13 Matteüs en Lucas spreken uitvoeriger over deze strijd van Christus in de woestijn en zijn uiteindelijke overwinning op de verleider: "Ga weg, satan. Want er staat geschreven: De Heer uw God zult u aanbidden en Hem alleen dienen" (Mt. 4, 10).
Hij die zo spreekt is Degene "die geen zonde heeft gekend" (2 Kor. 5, 21), Jezus, "de Heilige van God" (Mc. 1, 24).
"Hem die geen zonde heeft gekend, heeft God voor ons tot zonde gemaakt" (2 Kor. 5, 21).
Zojuist hebben we in de tweede lezing deze onverwachte uitspraak van de apostel gehoord. Wat is de betekenis van die woorden? Ze lijken een paradox, en zijn dat in feite ook. Hoe heeft God, die de heiligheid zelve is, zijn eniggeboren Zoon die in de wereld was gezonden "tot zonde kunnen maken"? En toch lezen we dit in de passage uit de tweede brief van Paulus aan de Korintiërs. Wij staan hier voor een geheim: een geheim dat op het eerste gezicht ontstellend is, maar duidelijk geschreven staat in de goddelijke Openbaring.
Met een profetische blik sprak reeds in het Oude Testament het boek Jesaja erover in het vierde lied over de dienaar van de Heer: "Wij allen zijn als schapen verloren gelopen, en ieder van ons is zijn eigen wegen gegaan; maar de Heer heeft de schuld van ons allen op hem laten neerkomen" (Jes. 53, 6).
Christus, de Heilige, hoewel volmaakt vrij van zonde, was bereid onze zonden op zich te nemen. Hij aanvaardde dit om ons te verlossen; Hij was bereid de last van onze zonden te dragen om de van de Vader ontvangen zending te vervullen, die - zo schrijft de Evangelist Johannes - "zoveel van de wereld heeft gehouden dat Hij zijn eniggeboren Zoon heeft geschonken, zodat iedereen die in Hem gelooft ... eeuwig leven bezit" (Joh. 3, 16).
Voor het aanschijn van Christus, die uit liefde onze ongerechtigheden op zich heeft genomen, worden wij allen uitgenodigd tot een diepgaand gewetensonderzoek. Een van de kenmerkende elementen van het grote Jubileum bestaat in wat ik genoemd heb "de zuivering van het geheugen". H. Paus Johannes Paulus II, Apostolische Brief, Bul ter afkondiging van het Grote Jubileumjaar 2000, Incarnationis mysterium (30 nov 1998), 11 Als opvolger van Petrus heb ik gevraagd dat "in dit jaar van barmhartigheid de Kerk, sterk in heiligheid die zij ontvangt van haar Heer, voor God knielt en smeekt om vergeving van de zonden van haar kinderen in verleden en heden". H. Paus Johannes Paulus II, Apostolische Brief, Bul ter afkondiging van het Grote Jubileumjaar 2000, Incarnationis mysterium (30 nov 1998), 11 De dag van vandaag, de eerste zondag van de veertigdagentijd, leek mij een gunstige gelegenheid opdat de kerk, geestelijk verzameld rond Petrus' opvolger, vergeving zou afsmeken voor de schulden van alle gelovigen. Laten we vergiffenis schenken en om vergiffenis vragen!
Deze oproep heeft in de kerkgemeenschap aanleiding gegeven tot een diepgaande en zeer nuttige bezinning, en deze heeft geleid tot de publicatie een dezer dagen, van een document van de Internationale Theologische Commissie met de titel Internationale Theologische Commissie
Herinnering en verzoening: de Kerk en de schuld uit het verleden (7 maart 2000). Ik dank allen die hebben bijgedragen aan het opstellen van deze tekst. Deze is zeer nuttig om een oprecht vragen om vergiffenis goed te begrijpen en in de juiste context te plaatsen. Dat vragen om vergiffenis betreft de objectieve verantwoordelijkheid, die de christenen als ledematen van het Mystieke Lichaam gemeenschappelijk dragen, en dat de gelovigen van deze tijd ertoe brengt om, samen met de eigen schuld, de schulden van de christenen uit het verleden te erkennen, in het licht van een nauwkeurige historische en theologische analyse.
Immers "krachtens de band die ons, in het mystieke lichaam, met elkaar verenigt, dragen wij allen de last van de vergissingen en fouten van hen die ons zijn voorgegaan, ook al zijn we niet persoonlijk verantwoordelijk en treden we bij het oordeel van God die alleen de harten kent, niet in de plaats van een ander". H. Paus Johannes Paulus II, Apostolische Brief, Bul ter afkondiging van het Grote Jubileumjaar 2000, Incarnationis mysterium (30 nov 1998), 11 De misstappen uit het verleden erkennen is nuttig om ons geweten waakzaam te maken tegenover de compromissen van het heden en aan eenieder het pad van de bekering te leren.
Laten we vergiffenis schenken en vragen we om vergeving! Terwijl wij God loven dat Hij, in zijn barmhartige liefde, in de Kerk een wonderbare rijkdom heeft verwekt aan heiligheid, missie-ijver, totale toewijding aan Christus en aan de naaste, kunnen we er niet aan ontkomen de ontrouw aan het evangelie te erkennen waartoe sommigen van onze broeders en zusters zijn vervallen, met name tijdens het tweede millennium. Laten we vergeving vragen voor de verdeeldheden die zich onder de christenen hebben voorgedaan, voor het gebruik van geweld dat sommigen in dienst van de waarheid hebben gebruikt, en voor de houding van wantrouwen en vijandigheid die soms werd aangenomen bij de botsingen met de volgelingen van andere godsdiensten.
Laten we, met nog meer reden, belijden dat wij als christenen verantwoordelijkheid dragen voor het kwaad van deze tijd. We kunnen er niet aan ontkomen ons af te vragen welke onze verantwoordelijkheden zijn met betrekking tot het atheïsme, de godsdienstige onverschilligheid, het secularisme, het ethisch relativisme, de schendingen van het recht op leven, het gebrek aan belangstelling voor de armoede van veel landen.
Vragen we nederig om vergeving voor het aandeel aan dit kwaad dat ieder van ons door zijn doen en laten heeft gehad, en waardoor het gelaat van de Kerk is besmeurd.
Laten wij tegelijk met het belijden van onze schulden ook de schulden vergeven die door anderen bij confrontaties met ons zijn begaan. In de loop van de geschiedenis hebben de christenen talloze malen kwellingen, gewelddadigheden en vervolgingen ondergaan omwille van hun geloof. Zoals de slachtoffers van dergelijke geweldplegingen ooit vergiffenis schonken, moeten ook wij vergiffenis schenken. De kerk van nu en van alle tijden voelt zich gedwongen de herinnering aan deze droeve gebeurtenissen te zuiveren van alle gevoelens van wrok of wraak. Het Jubileum wordt zo voor iedereen een gunstige gelegenheid voor een ingrijpende bekering tot het Evangelie. Uit het ontvangen van Gods vergiffenis vloeit de noodzaak voort tot vergiffenis aan broeders en zusters en tot wederzijdse verzoening.
Maar wat betekent voor ons het woord 'verzoening'? Om de precieze betekenis en kracht ervan te begrijpen moet men zich eerst rekenschap geven van de mogelijkheid van verdeeldheid, van scheiding. Inderdaad, de mens is het enige schepsel op aarde dat een relatie van verbondenheid kan aangaan met zijn Schepper, maar ook het enige dat zich van Hem kan losmaken. Helaas, feitelijk verwijdert hij zich even zovele malen van God.
Na, zoals de verloren zoon waarvan het Evangelie van Lucas verhaalt Vgl. Lc. 15, 13 , het huis van de vader te hebben verlaten en de erfenis totaal te hebben verbrast, beseffen gelukkig velen hoeveel ze hebben verloren. Ze beginnen dan aan de terugreis: "Ik ga terug naar mijn vader. Ik zal hem zeggen: Vader, ik heb gezondigd ..." (Lc. 15, 18).
God, die goed wordt uitgebeeld door de vader uit de parabel, heet iedere verloren zoon die naar Hem terugkeert, welkom. Hij verwelkomt hem door tussenkomst van Christus, in Wie de zondaar weer 'rechtvaardige' kan worden door de gerechtigheid van God. Hij heet hem welkom omdat Hij om onzentwille zijn eeuwige Zoon tot zonde heeft gemaakt. Inderdaad, alleen door Christus kunnen wij Gods gerechtigheid worden. Vgl. 2 Kor. 5, 21
"Zoveel immers heeft God van de wereld gehouden, dat Hij zijn eniggeboren Zoon heeft geschonken."
Daarmee wordt in het kort het mysterie van de verlossing van de wereld aangeduid. Men dient heel diep doordrongen te zijn van de betekenis van de grote gave die de Vader in Jezus heeft geschonken. Wij moeten de ogen van ons hart richten op Christus - de Christus van Getsemane, de gegeselde Christus, met doornen gekroond, het kruis torsend en ten slotte aan het kruis genageld. Christus heeft de last van de zonden van alle mensen op zich genomen, de last van onze zonden, opdat wij krachtens zijn heilbrengend offer verzoend zouden kunnen worden met God.
Als getuige zien we vandaag Saulus van Tarsus, die de heilige Paulus werd: hij ervoer op de weg naar Damascus op buitengewone wijze de macht van het kruis. De Verrezene vertoonde zich aan hem in heel zijn verblindende kracht: "Saul, Saul, waarom vervolg je Mij?" - "Wie bent U dan, Heer?" ... "Ik ben Jezus die jij vervolgt" (Hand. 9, 4-5). Paulus, die op zo krachtige manier de macht ervoer van Christus' kruis, wendt zich thans tot ons met een vurig gebed: "Zorg dat u de genade van God niet tevergeefs hebt ontvangen." Die genade, zegt Paulus nadrukkelijk, wordt ons aangeboden door God zelf die ons vandaag zegt: "op de gunstige tijd heb Ik u verhoord, op de dag van het heil ben Ik u te hulp gekomen" (2 Kor. 6, 1-2).
Maria, moeder van vergiffenis, help ons de genade van de vergiffenis aanvaarden die het Jubileum ons op overvloedige wijze aanbiedt. Maak dat de Veertigdagentijd van dit buitengewoon Heilig Jaar voor alle gelovigen en voor ieder mens die God zoekt, het gunstig moment mag zijn, de tijd van verzoening, de tijd van heil!