
William Kardinaal Levada - 29 juni 2007
“Daarom wordt door de viering van de Eucharistie van de Heer in deze afzonderlijke Kerken de Kerk van God opgebouwd en tot groei gebracht”. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de oecumene, Unitatis Redintegratio (21 nov 1964), 15 Omdat de gemeenschap met de katholieke Kerk, waarvan het zichtbare hoofd de bisschop van Rome en opvolgers van Petrus is, niet alleen maar een uiterlijke toevoeging aan een particuliere kerk is, maar juist één van de interne opbouwende principes, lijden deze gewaardeerde christelijke gemeenschappen aan een tekortkoming. Vgl. Congregatie voor de Geloofsleer, Brief aan de Bisschoppen van de Katholieke Kerk over enkele aspecten van de Kerk als Communio., Communionis notio (28 mei 1992), 17
Anderzijds is door de scheiding van de christenen de katholieke universaliteit – die de Kerk eigen is, die door de opvolger van Petrus en de bisschoppen in gemeenschap met hem geleid wordt – in haar volledige realisering in de geschiedenis belemmerd. Vgl. Congregatie voor de Geloofsleer, Brief aan de Bisschoppen van de Katholieke Kerk over enkele aspecten van de Kerk als Communio., Communionis notio (28 mei 1992), 17