
Paus Benedictus XVI - 6 juni 2007
Beste broeders en zusters,
in de reeks van onze catechesen over de grote persoonlijkheden van de Kerk van de Oudheid, komen we vandaag bij een uitmuntende Afrikaanse bisschop van de 3de eeuw, de heilige Cyprianus, die "de eerste bisschop is geweest die in Afrika de kroon van het martelaarschap verwierf". In gelijke mate is - zoals diaken Pontius getuigt die als eerste zijn leven heeft beschreven - zijn roem verbonden met de literaire productie en de pastorale activiteit van de dertien jaar die tussen zijn bekering en zijn marteldood liggen vgl. Diaken Pontius Vita, 19, 1; 1,1.
In Carthago geboren, uit een rijke heidense familie, heeft Cyprianus zich na een losbandige jeugd op 35-jarige leeftijd tot het christendom bekeerd. Hij zelf vertelt over zijn geestelijke weg: "Toen ik nog als in een donkere nacht terneerlag", schreef hij enkele maanden na zijn Doopsel, "leek het me uiterst moeilijk en moeizaam datgene te volbrengen wat de barmhartigheid van God mijn voorhield ...ik was verstrikt in tal van dwalingen uit mijn vroegere leven en ik geloofde niet me daarvan te kunnen losmaken, zo zeer gaf ik toe aan mijn ondeugden en gaf ik de voorkeur aan mijn verkeerde verlangens... Maar toen werd met behulp van het water dat mij herboren deed worden de ellende van mijn vroegere leven afgewassen; een licht van boven verspreidde zich in mijn hart; een tweede geboorte herschiep mij tot een nieuw mens. Op een wonderlijke wijze begon toen elke twijfel te verdwijnen... Helder begreep ik dat aards was wat eerst in mij leefde, toen ik nog verslaafd was aan de ondeugden van het vlees, maar dat goddelijk en hemels was wat de Heilige Geest inmiddels in mij had voortgebracht" H. Cyprianus van Carthago, Brief aan Donatus over de Gratie Gods, Epistola ad Donatum de gratia Dei. 3-4.
Allerbeste (broeders en zusters),
laten we ons dit "luisterend hart" eigen maken waarover ons de Bijbel en de Vaders spreken: we hebben het zozeer nodig! Alleen zo zullen we ten volle kunnen ervaren dat God onze Vader is, en dat de Kerk, de heilige Bruid van Christus, werkelijk onze Moeder is.