
Paus Benedictus XVI - 30 mei 2007
Beste broeders en zusters,
met de catechese van vandaag nemen we de draad van de catecheses weer op die we naar aanleiding van de reis naar Brazilië hadden losgelaten, en zetten we de bespreking voort van de grote persoonlijkheden van de Kerk van de Oudheid: het zijn, ook voor ons vandaag de dag, leermeesters van het geloof en getuigen van de blijvende actualiteit van het christelijk geloof.
Vandaag hebben we het over een Afrikaan, Tertullianus, die rond het einde van de tweede en het begin van de derde eeuw een begin maakte met de christelijke literatuur in Latijnse taal. Met hem begint in die taal een theologie. Zijn werk heeft beslissende vruchten gedragen, en het zou onvergeeflijk zijn die onder te waarderen. Zijn invloed ontwikkelt zich op diverse niveaus: van dat van de taal en de integratie van de klassieke cultuur tot aan dat van het aanduiden van een gemeenschappelijke "christelijke ziel" (anima christiana) in de wereld en het formuleren van nieuwe voorstellen met betrekking tot het menselijk samenleven.
We kennen niet met nauwkeurigheid de data van zijn geboorte en zijn dood. Wél weten we dat hij in Carthago tegen het einde van de tweede eeuw van zijn ouders en van heidense leraren een gedegen retorische, filosofische, juridische en historische vorming ontving. Daarna bekeerde hij zich tot het christendom, aangetrokken - naar het schijnt - door de christelijke martelaren. Hij begon zijn meest bekende geschriften te publiceren in 197. Maar een al te individualistisch zoeken van de waarheid, samen met een onbeheerst karakter - hij was een streng man -, bracht hem geleidelijk ertoe de communio met de Kerk los te laten en zich aan te sluiten bij de sekte van het montanisme. Toch verzekeren hem de oorspronkelijkheid van zijn denken en daarmee samen de trefzekerheid van zijn taal een belangrijke plaats in de christelijke literatuur van de oudheid.
Zijn bekendste werk, de Tertullianus
Apologeticum (), klaagt het gedrag aan van de politieke overheid jegens de Kerk; het legt uit en verdedigt de leer en de gebruiken van de christenen; het wijst de verschillen aan tussen de nieuwe godsdienst en de voornaamste filosofische stromingen van die tijd; het maakt de overwinning duidelijk van de Geest, die tegenover het geweld van de vervolgers het bloed, het lijden en het geduld van de martelaren stelt: "Hoe geraffineerd ook - schrijft de Afrikaan - jullie wreedheid dient tot niets; sterker: voor onze gemeenschap is zij een uitnodiging. Bij iedere sikkelslag van jullie worden wij talrijker: het bloed van de christenen is een krachtig zaad! (semen est sanguis christianorum!)" Tertullianus, Apologeticum. 50, 13. Het martelaarschap en het lijden voor de waarheid zijn uiteindelijk zegevierend en werkdadiger dan de wreedheid en het geweld van de totalitaire regimes.
De Afrikaans heeft het ook over de Heilige Geest, waar hij het persoonlijk en goddelijk karakter van aantoont: "Wij geloven dat, volgens zijn belofte, Jezus Christus door de Vader de Heilige Geest heeft gezonden, de Trooster, Hij die het geloof heiligt van hen die in de Vader, de Zoon en de Heilige Geest geloven". De gepubliceerde tekst van de audiëntie heeft hier een verwijzing: "ibid.: 2, 1", maar de betreffende tekst in de Apologeticus handelt niet over de Heilige Geest, maar over de ongelijke behandeling van de christenen ten opzichte van andere die "schuldig" bevonden zijn. Ook zijn er in de werken van de Afrikaan talrijke teksten te lezen over de Kerk, die Tertullianus altijd als "moeder" erkent. Ook na zijn toetreden tot het montanisme, heeft hij niet vergeten dat de Kerk de Moeder is van ons geloof en van ons christelijk leven. Ook staat hij stil bij het zedelijk gedrag van de christenen en bij het toekomstig leven. Zijn geschriften zijn ook belangrijk om levende tendensen te verzamelen in de christengemeenschappen met betrekking tot de allerheiligste Maria, tot de sacramenten van de Eucharistie, het Huwelijk en de Verzoening, tot het petrinische primaat, het gebed enz.
In die tijden van vervolging waarin de christenen een verloren minderheid leken, spoort de Apologeet hen op een speciale manier aan tot de hoop, die - om bij zijn geschriften te blijven - niet eenvoudigweg een op zichzelf staande deugd is, maar een levenswijze die elk aspect van het christelijk bestaan omvat. Wij hebben de hoop dat de toekomst aan ons is omdat de toekomst van God is. Zo wordt de verrijzenis van de Heer voorgesteld als de grondslag van onze toekomstige verrijzenis, en vormt zij het voornaamste voorwerp van het christelijke vertrouwen. "Het vlees zal verrijzen - stelt de Afrikaan categorisch - en wel alle vlees, juist het vlees, en het vlees in zijn geheel. Waar het zich ook bevindt, het is bij God geborgen (in depositum) door de aller-trouwste in beslagnemer (sequester) van God en de mensen, Jezus Christus, die én God aan de mens, én de mens aan God zal teruggeven" Tertullianus, De Resurrectione Carnis. 63,1.
Mij geeft hij veel te denken, deze grote morele en intellectuele persoonlijkheid, deze man die zo'n grote bijdrage heeft geleverd aan het christelijke denken. Je ziet dat hem uiteindelijk de eenvoud, de nederigheid ontbreekt om zich in te voegen in de Kerk, haar zwakheden te aanvaarden, verdraagzaam te zijn jegens de anderen en ten opzichte van zichzelf. Wanneer je alleen oog hebt voor het eigen denken in zijn grootsheid, dan is het uiteindelijk juist deze grootsheid die verloren gaat. Het wezenlijke kenmerk van een grote theoloog is de nederigheid om bij de Kerk te blijven, haar en de eigen zwakheden te aanvaarden, omdat alleen God werkelijk helemaal heilig is. Wij van onze kant hebben steeds vergeving nodig.