Paus Pius XII - 29 oktober 1951
Waarom roept men u? Omdat men er van overtuigd is, dat gij uw taak verstaat; dat gij weet, wat moeder en kind nodig hebben; aan welke gevaren beiden zijn blootgesteld; hoe deze gevaren kunnen vermeden of overwonnen worden. Men verwacht van u raad en hulp, natuurlijk niet onbeperkt, maar binnen de grenzen van het menselijk weten en kunnen, overeenkomstig de vooruitgang en de tegenwoordige stand van de wetenschap en van de praktijk op het gebied van uw beroep.
Als men dit alles van u verwacht, dan is het, omdat men vertrouwen in u heeft, en dit vertrouwén is eerst en vooral iets persoonlijks. Het moet uitgaan van uw persoon. Aan dit vertrouwen te beantwoorden, is niet alleen uw oprecht verlangen, maar ook een eis van uw taak en uw beroep, en dus een gewetensplicht. Daarom moet gij uw beroepskennis zo hoog mogelijk trachten op te voeren.
Maar uw beroepsbekwaamheid is ook een eis en een vorm van uw apostolaat. Hoe immers zou uw woord gezag hebben in zedelijke en godsdienstige vraagstukken, die met uw taak samenhangen, als gij een tekort aan beroepskennis toonde? Daarentegen zal uw advies op zedelijk en godsdienstig gebied veel zwaarder wegen, als gij eerbied weet af te dwingen door een hoogstaande beroepsbekwaamheid. Bij het gunstig oordeel, dat men zich over u vormt vanwege uw verdienstelijk optreden, voegt zich dan in de geest van hen, die uw hulp inroepen, de gegronde overtuiging, dat een bewust en trouw beleefd christendom geen beletsel is voor de beroepsbekwaamheid, maar deze juist aanmoedigt en waarborgt. Zij zullen duidelijk zien, dat gij bij de uitoefening van uw taak uw verantwoordelijkheid tegenover God beseft; dat gij in uw Godsgeloof de sterkste beweegreden vindt om met des te groter toewijding uw hulp te geven naarmate men die meer nodig heeft; dat gij in uw godsdienst als vaste grondslag van uw leven de kracht vindt tegenover onredelijke en onzedelijke eisen (van welke kant ze ook komen) een rustig, maar onverschrokken en onwrikbaar "neen" te plaatsen.
Om de achting en waardering, die men u vanwege uw persoonlijk gedrag en vanwege uw kennis en ervaring toedraagt, zal men u gaarne de zorg voor moeder en kind toevertrouwen en misschien zonder het zelf te weten, zult gij een diepgaand, vaak stil, maar zeer krachtig apostolaat van doorleefd christendom uitoefenen. Want hoe groot ook het moreel gezag moge zijn van de eigenlijke beroepseigenschappen, toch voltrekt zich de invloed van de ene mens op de andere vooral onder het dubbele kenmerk van waarachtige menselijkheid en waarachtig christendom.