VEGLIARE CON SOLLECITUDINE - OVER MORELE ASPECTEN VAN HUWELIJKSLEVEN EN ZWANGERSCHAPTot het congres van de Italiaanse katholieke unie van verloskundigen over morele aspecten van huwelijksleven en zwangerschap
(Soort document: Paus Pius XII - Toespraak)
Paus Pius XII -
29 oktober 1951
Verhevenheid van uw taak als vroedvrouw
Liefdevol waken over die stille en mysterieuze wieg, waarin God aan de kiem door de ouders gegeven, een onsterfelijke ziel instort, om uw zorg te wijden aan de moeder en om aan het kind, dat zij in zich draagt, een gelukkige geboorte te verzekeren: ziedaar, beminde dochters, het voorwerp van uw beroep, het geheim van de verhevenheid en schoonheid er van.
Wanneer men deze wonderlijke samenwerking tussen ouders, natuur en God overdenkt, waaruit een nieuw menselijk wezen naar beeld en gelijkenis van zijn Schepper
Vgl. Gen. 1, 26-27
het leven ontvangt, dan zal men noodzakelijk de kostbare hulp, die gij aan dit werk geeft, op haar juiste waarde schatten. De heldhaftige moeder der Maccabeën vermaande haar zonen: "Ik weet niet, hoe gij in mijn schoot het bestaan hebt ontvangen; niet ik heb u geest en leven geschonken, niet ik heb uw aller lichaam gevormd. Neen, de Schepper van het heelal heeft de mens in zijn ontstaan gevormd." (
2 Makk. 7, 22-23)
Samenwerking van Schepper, natuur en mens bij het ontstaan van het nieuwe leven
Wie dus deze wieg van het wordende leven nadert en daarbij hoe dan ook actief mag optreden, behoort de orde te kennen, die daar volgens de wil van de Schepper moet worden onderhouden, en de wetten, die deze orde beheersen. Want het gaat hier niet over louter fysische en biologische wetten, waaraan redeloze factoren en blinde krachten noodzakelijk gehoorzamen, maar om wetten, waarvan de uitvoering en de gevolgen zijn overgelaten aan de vrijwillige en vrije medewerking van de mens.
Deze orde, vastgesteld door het hoogste verstand, is gericht op het door de Schepper gewilde doel. Zij omvat het uiterlijk handelen van de mens en de innerlijke instemming van zijn vrije wil; zij sluit in: de daad en het nalaten er van uit plicht. De natuur legt heel de keten van oorzaken, waaruit een nieuw mensenleven zal voortkomen, in handen van de mens. Aan de mens komt het toe de levende kracht er van in werking te stellen; aan de natuur, de ontwikkeling ervan te leiden en tot voltooiing te brengen. Als de mens het zijne gedaan heeft en de wonderlijke ontwikkeling van het leven in beweging heeft gezet is het zijn plicht de groei ervan gewetensvol te eerbiedigen, een plicht, die hem verbiedt het werk van de natuur tegen te houden of de natuurlijke ontplooiing ervan te belemmeren.
Zo is het aandeel van de natuur en dat van de mens nauwkeurig bepaald. Door uw beroepsvorming en uw ondervinding kent gij de werking van de natuur en de daad van de mens en tevens de regels en wetten, waaraan beide zijn onderworpen. Uw geweten, verlicht door de rede en het geloof, onder leiding van het door God ingestelde gezag, leert u, hoever het geoorloofde handelen gaat en waar daarentegen het nalaten van een daad een strikte plicht is.
Uw beroep verplicht tot apostolaat
In het licht van deze beginselen willen wij u thans enkele beschouwingen voorhouden over het apostolaat, dat uw beroep u oplegt. Want elk door God gewild beroep houdt een zending in, de zending namelijk om op het terrein van dat beroep de gedachten en bedoelingen van de Schepper te verwezenlijken en om de mensen te helpen, de rechtvaardigheid en heiligheid van Gods plan te begrijpen en het goed, dat de vervulling er van voor henzelf meebrengt.
© 1952, Ecclesia Docens 0191, uitg. Gooi & Sticht, Hilversum
Vert.: dr. Chr. Oomen CssR