H. Paus Paulus VI - 29 april 1965
Wij moeten dus, eerbiedwaardige broeders, heel de Mariamaand door, met grotere vurigheid en vertrouwen onze smeekbeden richten tot de Moeder Gods om haar genaden en gunsten te verkrijgen. En al vormen de misdaden van de mensen een uitdaging aan Gods rechtvaardigheid en al verdienen ze zijn gerechte straf, toch mogen wij ook niet vergeten, dat Hij, "de Vader vol ontferming en de God van alle vertroosting" (2 Kor. 1, 3) is, en dat Hij Maria heeft aangesteld tot de vrijgevige uitdeelster van de gaven van zijn barmhartigheid. Moge zij, die het leed en de beproevingen van dit aardse leven heeft ondervonden, die de zwaarte van de dagelijkse arbeid, de ontberingen en zorgen van de armoede en de smarten van Calvarië heeft gekend, nu ook de Kerk en de mensheid in haar nood te hulp komen. Moge zij vol liefde luisteren naar het gebed van hen, die haar over heel de wereld smeken om vrede. Moge zij de leiders van de volken verlichten. Moge op haar voorspraak God, die aan winden en stormen beveelt, ook de storm in de harten van de strijdende partijen bedaren en ons vrede schenken in onze dagen: de ware vrede met als vaste en hechte grondslag: de rechtvaardigheid en de liefde; de rechtvaardigheid, die evenzeer de rechten van de zwakkeren erkent als van de sterkeren; de liefde, die behoedt voor de afdwalingen van het egoïsme, zodat de verdediging van eigen rechten niet ontaardt in het vergeten of schenden van andermans rechten.