H. Paus Paulus VI - 23 december 1966
Tijdens de Kerstontvangst van de kardinalen heeft de paus een rede uitgesproken waarin hij een overzicht gaf van de feiten die het jaar 1966 voor de Kerk speciaal kenmerkten.
Na een uitvoerige begroeting gaf hij de volgende, uit 18 punten bestaande situatieschets.
Onze pogingen tot herstel van de vrede in het Verre Oosten.
Het conflict in Vietnam is voor ons een bron van voortdurende ernstige zorg, mede vanwege het feit dat de wereldvrede ten nauwste daarmee samenhangt.
Geen enkele gelegenheid hebben wij voorbij laten gaan om er bij de verantwoordelijke instanties ten sterkste op aan te dringen al het mogelijke te doen om langs de weg van eerlijke onderhandelingen een voor beide partijen aanvaardbare, waardige oplossing te zoeken.
Wij willen ook herinneren aan onze encycliek 'H. Paus Paulus VI - Encycliek
Christi Matri Rosarii
Over speciale gebeden ter ere van de Moeder Gods tijdens de maand oktober
(15 september 1966)' van 15 september 1966, waarin wij vragen om gebed voor de vrede, en aan het bezoek dat onze speciale vertegenwoordiger in september j.l. aan Vietnam heeft gebracht. Om ten overstaan van de gehele wereld duidelijk blijk te geven van onze genegenheid voor het zo zwaar beproefde Vietnamese volk, hebben wij door een persoonlijke afgezant onze vaderlijke groeten en woorden van bemoediging willen laten overbrengen.
Het verheugt ons uit de algemene belangstelling die de pauselijke missie naar Saigon heeft ondervonden te mogen besluiten, dat de naar vrede snakkende wereld kennelijk vertrouwen heeft in de activiteiten van de Heilige Stoel op het gebied van de vrede.
Aan de vooravond van de heilige nacht waarin het lied van de engelen - 'Eer aan God in den hoge en vrede op aarde aan de mensen van goede wil' - opnieuw weerklinkt in de harten van allen, hebben wij onze vurige wens herhaald, dat de aangekondigde wapenstilstand gevolgd moge worden door 'een bestand van langere duur' om zodoende de gunstige situatie te scheppen voor eerlijke onderhandelingen die kunnen leiden tot een blijvende vrede.
Wij willen niet nalaten te herinneren aan een gebeurtenis waarover wij zeer verheugd zijn, nl. de op 10 oktober jl. te Buenos Aires ondertekende overeenkomst tussen de Heilige Stoel en de republiek Argentinië.
Deze gebeurtenis is van groot belang voor het leven van de Kerk in dat land. De overeenkomst garandeert de Kerk, ook op juridisch vlak, de vrije uitoefening van haar geestelijk gezag en van de eredienst; zij houdt de erkenning in van de allerheiligste en onvervreemdbare rechten van de Heilige Stoel, die krachtens Gods wil onafscheidelijk verbonden zijn aan haar apostolisch mandaat.
Het verheugt ons te constateren, dat het verdrag van Buenos Aires het eerste resultaat is op het gebied van de verhouding tussen Kerk en staat dat voortgevloeid is uit het oecumenisch concilie. Door afstand te doen van alle bemoeienis die hij in feite uitoefende op gebied van de bisschopsbenoemingen en op ander geestelijk terrein, heeft de Argentijnse staat als eerste gehoor gegeven aan het dringend verzoek dat het 'over het herderlijk ambt van de bisschoppen in de Kerk' heeft uitgesproken.
Door deze overeenkomst zijn de bestaande betrekkingen tussen de Apostolische Stoel en de republiek Argentinië veel hartelijker, duidelijker en waardiger geworden. Thans kunnen de beide gemeenschappen vrij en onafhankelijk, ieder op eigen terrein, in volledige autonomie en volle harmonie hun zending vervullen, waardoor zowel de rust als het christelijk welzijn van het Argentijnse volk in hoge mate bevorderd worden.
Een bijzondere gebeurtenis was de viering van het duizendjarig bestaan van het Christendom in Polen.
De herdenking van het feest van Christus' geboorte doet ons met vaderlijke genegenheid terugdenken aan de edele Poolse natie, die dit jaar op plechtige wijze de eigen christelijke geboorte heeft herdacht.
Een volk waarvan de geschiedenis geschreven is in grootsheid, heldendom en smart! Duizend jaren die getekend zijn door een diepe, stralende liefde voor het vaderland en voor de Kerk!
Aan het einde van dit historische jaar bidden wij opnieuw en vurig, dat het rijk van Christus en van zijn zoete moeder, die in Czestochowa vereerd wordt als de koningin van Polen, altijd mag blijven heersen in de harten van het ons zo dierbare, glorievolle Poolse volk.
Wij zullen op dit ogenblik niet uitweiden over de overeenkomsten die tot stand gekomen zijn met de Republieken Haïti en Joegoslavië. {....} Wij willen slechts degenen prijzen die de moeilijke onderhandelingen tot een goed einde gebracht hebben en de hoop uitspreken dat de overeenkomsten de verwachte resultaten zullen opleveren.
Bijzonder vermeldenswaard achten wij voorts het optreden van onze Apostolisch Nuntius in de Republiek San Domingo, die een belangrijke rol gespeeld heeft bij het herstel van de rust en de orde in dat land. Wij hopen dat er voor de Republiek een tijdperk van vrede en maatschappelijke vooruitgang is aangebroken.
Reden tot bijzondere vreugde tijdens dit eerste postconciliaire jaar was de viering van het jubileumjaar dat wij met de bulle 'H. Paus Paulus VI - Apostolische Constitutie
Mirificus eventus
Afkondiging van het jubilé na afsluiting van het Tweede Vaticaans Concilie
(7 december 1965)' (7 december 1965) hadden afgekondigd.
Wij hadden hiermede de bedoeling God te danken voor de grote weldaden die Hij gedurende het Concilie aan Zijn Kerk verleend heeft, en om Zijn hulp af te smeken opdat de vruchten overvloedig mogen zijn en tenslotte om aan de gelovigen een gelegenheid te bieden tot de geestelijke hernieuwing die het Concilie beoogt.
Onze bedoelingen hebben een grote weerklank gevonden en het jubileumjaar is op geestdriftige wijze gevierd. Wij danken hiervoor onze Heer. Gedreven door de herderlijke beweegredenen die van de zijde van talloze bisschoppen werden aangevoerd, hebben wij besloten de jubileumaflaat te verlengen tot aan het feest van Onbevlekte Ontvangenis van dit jaar.
Gaarne herinneren wij nog aan de gezamenlijke viering van het jubileumjaar door de leden van de Romeinse Curie in de Basiliek van Lateranen.
Onder de belangrijke evenementen van dit jaar mogen wij niet onvermeld laten het theologencongres dat in oktober l.l. te Rome gehouden werd. Vele theologen van wereldfaam hadden hier gelegenheid elkaar te ontmoeten en een groot aantal leerstellige punten van het Concilie te behandelen. Ons bood het de gelukkige gelegenheid nog eens de H. Paus Paulus VI - Toespraak
Tot de deelnemers aan het internationale Congres over Theologie (1 oktober 1966) op de goede betrekkingen die er te allen tijde moeten bestaan tussen de wetenschap der Theologie en het Leergezag van de Kerk; alsmede om de waardevolle hulp en steun in te roepen van zovele geleerden voor de bestudering, de verdediging en de verbreiding van de waarheden des geloofs.
Evenmin mogen wij voorbij gaan aan een ander belangrijk feit dat voor de historische wetenschap van grote betekenis is n.l. het openstellen van onze Vaticaanse archieven voor onderzoekingen betreffende het gehele pontificaat van Pius IX. Deze beslissing is in kringen van historici met grote instemming begroet. Zij beantwoordt aan een reeds vele malen geuit verlangen en is mogelijk geweest dank zij voorbereidingen die reeds tijdens het pontificaat van onze Voorganger Paus Pius XII z.g. begonnen waren. Een uitgebreid onderzoekingsterrein ligt thans open voor de geschiedkundigen die zich bezighouden met de geschiedenis der 19e eeuw, met name vooral met de twee grote gebeurtenissen die dit pontificaat kenmerkten: het einde van de tijdelijke macht en het Eerste Vaticaans Oecumenisch Concilie,
Wijze overwegingen die gefundeerd waren op de bijzondere en delicate aard van het geestelijk bestuur van de Kerk en op de nauwe samenhang van deze periode uit het recente verleden met onze hedendaagse geschiedenis hebben tot dit ogenblik de toegang tot deze documentatie tegengehouden en, hoewel deze overwegingen ook thans nog voor een deel geldig zijn, vertrouwen wij op de ernst en de eerlijke bedoelingen van de geleerden die in hun publicaties en in hun voordrachten ongetwijfeld de noodzakelijke wijsheid zullen betrachten en hun arbeid verrichten in dienst van de waardheid en de cultuur.
Het zou ons te ver voeren wanneer wij alle zaken moesten bespreken die nog in behandeling zijn en die van het jaar 1966 overgeheveld zijn naar 1967. Wij volstaan met te wijzen op de hervorming van de Romeinse Curie die, dat hebben de feiten bewezen, vanaf het Eerste Vaticaans Oecumenisch Concilie tot aan het Tweede haar vermogen getoond heeft om aan de Katholieke Kerk een hechte eenheid, een grote ontwikkeling en een sterke spiritualiteit te .geven, en die thans, door de ervaring geleerd hebbende en verlangend om de door het laatste concilie voorgestelde hervormingen te aanvaarden, zich voorbereidt om in haar structuur zodanige wijzigingen in te voeren dat zij qua samenstelling en functie beter beantwoordt aan de hedendaagse behoeften van de Kerk.
Ook al kost deze hervorming van een traditioneel orgaan dat actief werkzaam is enige tijd en kan zij slechts trapsgewijs geschieden, men behoeft er niet aan te twijfelen dat zij doorgaat. Er is een commissie aan het werk die reeds verschillende besluiten gereed heeft welke wij binnenkort hopen te kunnen publiceren.
Voorts is er een en ander te zeggen over het werk van de commissie voor de herziening van het kerkelijk recht. De voorzitter van deze commissie, kardinaal Pietro Ciriaci, kan helaas om gezondheidsredenen deze samenkomst niet bijwonen. Wij zenden hem onze hartelijke wensen voor herstel. Het werk van de vele leden tellende commissie is omvangrijk; zij worden terzijde gestaan door een groot aantal adviseurs die op basis van een tweevoudig criterium gekozen zijn: deskundigheid en vertegenwoordiging van alle geledingen op kerkelijk gebied. De commissie streeft naar een tweevoudig doel: daar waar nodig het geldende en traditionele kerkelijk recht bekrachtigen en daarnaast de vernieuwingen die het oecumenisch concilie heeft bepaald en die uit de ervaring wenselijk blijken, in te voeren.
Vermelding verdient verder het werk van de commissie die onder voorzitterschap van kardinaal Bea een nieuwe Latijnse bijbeluitgave, de Neo-Vulgaat, voorbereidt.
De uitgave is een gevolg van de ontwikkeling van de Bijbelstudie en van de behoefte om aan de Kerk en aan de wereld een nieuwe gezaghebbende tekst van de Heilige Schrift te bieden.
Men denkt aan een uitgave waarin de tekst van de Vulgaat van de heilige Hiëronymus letterlijk gehandhaafd blijft daar waar getrouw de originele tekst weergegeven wordt zoals deze volgt uit de tegenwoordige wetenschappelijke studies; zorgvuldige correcties zullen worden aangebracht op plaatsen waar van de originele tekst is afgeweken of waar deze niet juist vertaald is. Er zal met uiterste zorg naar gestreefd worden zowel de eerbied voor de traditie als de verstandige eisen van de moderne kritiek te respecteren.
Op deze wijze zal de Latijnse liturgie de beschikking hebben over een eenvormige, wetenschappelijke onaanvechtbare tekst die aansluit op de traditie, de hermeneutiek en het christelijk taalgebruik; zij zal bovendien kunnen dienen als uitgangspunt voor uitgaven in de volkstaal. De herzieningswerkzaamheden vorderen, zoals wij reeds zeiden, op bevredigende wijze. Allen die aan dit belangrijke werk deelnemen kunnen verzekerd zijn van onze vertrouwvolle en welwillende aandacht.
Terwijl wij stilzwijgend voorbij gaan aan een aantal meer of minder belangrijke activiteiten die het nieuwe jaar van het oude overneemt, willen wij thans onze aandacht richten op enkele nieuwe punten van bijzonder belang die ons in het jaar 1967 te wachten staan.
Op 8 december j.l. zijn de richtlijnen gepubliceerd met betrekking tot de Bisschoppensynode welker instelling wij in H. Paus Paulus VI - Toespraak
Publica haec Sessio
Bij de VIIIe Sessie van het Concilie
(18 november 1965). De eerste bijeenkomst van de Synode zal plaats hebben te Rome op het feest van de H. Aartsengel Michaël, de 29e september, van het komende jaar. Op deze zeer belangrijke gebeurtenis bereiden wij ons voor door gebed en door ernstige studie van de onderwerpen die aan de Synode ter behandeling zullen worden voorgelegd. Wij hopen dat door de Synode de apostolische activiteiten der Kerk zullen toenemen en dat de onderlinge banden van liefde en samenwerking tussen wereldepiscopaat en Heilige Stoel zullen versterken.
Mogelijke discussie van historische aard terzijde latend, hebben wij besloten het komende jaar het eeuwfeest van het martelaarschap van de Apostel Petrus te herdenken.
Tijdens de openbare zitting van het Oecumenisch Concilie van 18 november 1965 hebben wij, de bloedige getuigenis van de H.H. Apostelen Petrus en Paulus indachtig, de concilievaders H. Paus Paulus VI - Toespraak
Publica haec Sessio
Bij de VIIIe Sessie van het Concilie
(18 november 1965). Wij volgden hierbij het voorbeeld van onze Voorganger Paus Pius IX die in 1867 het eeuwfeest herdacht in aanwezigheid van talrijke bisschoppen die daartoe vanuit vele delen der wereld naar Rome gekomen waren. Acta Pii IX, I, IV, blz. 103-113 Het was bij die gelegenheid dat hij de bijeenroeping van het Eerste Vaticaans Oecumenisch Concilie aankondigde.
Wat betreft de wijze waarop dit eeuwfeest gevierd zal worden zullen er nog nadere bijzonderheden bekend gemaakt worden. Wel willen wij reeds zeggen dat het in onze bedoeling ligt het martelaarschap van de Apostel Petrus en tevens dat van de Apostel Paulus te eren met een grote geloofsbelijdenis door alle gelovigen, die het karakter moet hebben van een jubelende manifestatie van iedere Katholiek afzonderlijk en van de gehele gemeenschap van het volk Gods.
Wij zijn verheugd, in antwoord op de wensen die door het Oecumenisch Concilie werden uitgesproken, te kunnen mededelen dat wij, na uitvoerige bestudering door deskundige personen, besloten hebben twee nieuwe organen bij de H. Stoel in het leven te roepen. Het 'Motu Propria' dat de instelling bekrachtigt en de desbetreffende doelstelling en structuur beschrijft zal in de komende dagen worden afgekondigd.
Het eerste orgaan draagt de naam van 'Lekenraad' en zal - overeenkomstig hetgeen bepaald is onder 2e Vaticaans Concilie - Decreet
Apostolicam Actuositatem
Over het lekenapostolaat
(18 november 1965) van het concilie-decreet '2e Vaticaans Concilie - Decreet
Apostolicam Actuositatem
Over het lekenapostolaat
(18 november 1965)' - tot taak hebben het apostolaat der leken te bevorderen, problemen op dit gebied te bestuderen, te adviseren bij de oplossing daarvan en in samenwerking met de Kerk het lekenapostolaat op internationaal niveau te coördineren.
Het tweede orgaan dat op instigatie van de constitutie '2e Vaticaans Concilie - Constitutie
Gaudium et Spes
Over de Kerk in de wereld van deze tijd
(7 december 1965)' is opgericht, draag,t de naam van 'Pauselijke Commissie 'Justitia ex Pax" en zal niet zo zeer een operatief karakter hebben, maar veeleer een studiecommissie zijn, en zich bezig houden met de grote problemen der sociale rechtvaardigheid en in het bijzonder met de hulpverlening ·aan de ontwikkelingslanden. Zij zal gestalte geven aan de oprechte belangstelling voor deze ernstige problemen waarvan de Kerk zo duidelijk heeft getuigd in de concilieconstitutie. Het zal haar taak zijn om het volk Gods wakker te schudden en het bewust te maken van zijn plicht om de ontwikkelingslanden te hulp te komen en de maatschappelijke gerechtigheid tussen klassen en volken te bevorderen.
In 1967 zal hier te Rome het derde Wereldcongres voor Lekenapostolaat gehouden worden, en wel van 11 tot 17 oktober. Een gelukkige omstandigheid is dat het congres juist begint op de dag waarop vijf jaar geleden het Tweede Vaticaans Oecumenisch Concilie een aanvang nam.
Het congres zal tot onderwerp hebben een van de meest sprekende thema's die het concilie behandeld heeft: 'Het volk Gods onderweg'. Een thema van grote actualiteit en met weidse perspectieven. De congressisten zullen het begrip volk Gods, zoals de Kerk dit bedoelt, uitdiepen en zullen nagaan hoe dit volk Gods een wezenlijk integrerend deel is van de gehele mensheid; zij zullen een studie maken van de hedendaagse mens in al zijn facetten, met zijn problemen en verwachtingen, zijn vreugde en droefheid, zijn zorgen en zijn angsten. Zij zullen tenslotte overwegen wat het betekent door God geroepen te zijn tot het heil, tot de vooruitgang, tot de vrede, en hoe de mens deze uitnodiging moet beantwoorden.
In het nieuwe jaar hopen wij, met Gods hulp, bijzondere aandacht te schenken aan ons dierbare diocees Rome.
Wij hebben een nieuwe administratieve indeling gemaakt die beter beantwoordt aan de veranderde behoeften tengevolge van een sterk toegenomen aantal gelovigen en de moderne levensomstandigheden. Deze vernieuwing die door het Tweede Vaticaans Oecumenisch Concilie nodig geacht werd zal geleidelijk en met zorg worden verwezenlijkt.
Wij zijn tevreden over hetgeen tot nu toe ondernomen is vooral met betrekking tot een meer actieve en bewuste deelname van de gelovigen aan het leven der Kerk. Van harte moedigen wij het bestuderen en ontwerpen van nieuwe initiatieven betreffende een meer bewuste geloofsbeleving aan. Om aan al onze kinderen een bewijs te geven van onze genegenheid en om te benadrukken hoe belangrijk het is in een tijd van ingrijpende verandering zoals de onze, om op pastoraal gebied actief te zijn, hebben wij ons voorgenomen om in het komende jaar alle parochies in ons diocees te bezoeken.
Dit zal ons gelegenheid geven om nauwer in contact te treden met onze priesters, met instellingen op gebied van het apostolaat, met de armen en bedroefden, in een woord met het volk Gods.
Wij vragen aan God om licht en genade opdat wij ons voornemen op een gelukkige wijze tot uitvoering kunnen brengen en wij bevelen het van harte aan aan de Allerheiligste Maagd 'Salus Populi Romani'.
Een ander punt dat aan de orde is zijn de hervormingen betreffende de voorschriften van de aflaten.
Terwijl het concilie heeft voorzien in de aanpassing van vele zaken aan de eisen van onze tijd, {...} deed zich ook de behoefte gevoelen aan enkele vernieuwingen met betrekking tot de aflaten.
Er zijn een aantal nieuwe normen voorbereid voor het verkrijgen van aflaten. Wij zijn een commissie van theologen, waaronder op de eerste plaats kardinaal Journet, dankbaar voor de studie die zij aan dit onderwerp gewijd hebben.
Er is geen enkele verandering gekomen met betrekking tot de zin en de waarde die de Kerk altijd ten aanzien van de aflaten heeft verkondigd.
De herzieningen zijn louter van praktische aard en hebben vóór alles de bedoeling de gelovigen te helpen bij het verkrijgen van kwijtschelding van de straffen hunner zonden en om hen tot groter liefde aan te sporen.
Binnenkort zal het pauselijk document dat door de Heilige Poenitentiarie is voorbereid, worden gepubliceerd.
Tenslotte, zoals U reeds bekend is, is het ons voornemen om tijdens het aanstaande Kerstfeest voor enkele uren Rome te verlaten. Wij zullen ons naar Florence begeven om in de kerk van Santa Maria del Fiore de Nachtmis op te dragen. Ons verlangen om de meest verheven ogenblikken van Kerstmis door te brengen te midden van de bevolking van die stad die zo zwaar geleden heeft, materieel zowel als moreel, van de recente overstromingen, heeft ons dit besluit ingegeven. Het zal een ontmoeting zijn van een vader met zijn kinderen die hun leed en hun zorgen voelt als de zijne.
Onze gedachten zullen in die ogenblikken eveneens uitgaan naar de niet minder beproefde bevolking van Toscane, Veneto en de Po-vlakte en naar die van de andere getroffen landen. Wij zouden hen allen willen omarmen en wij verzekeren hen dat ons hart bij hen is.
Dit zijn zo een aantal punten geweest die betrekking hadden op het uitwendige leven der Kerk. Hoeveel meer zouden wij U nog kunnen en moeten zeggen, in het bijzonder over hetgeen het inwendige betreft. Eén enkel punt daarvan willen wij thans aanroeren: Het feit dat er zich in de Katholieke Kerk, niet vaak, maar helaas openlijk en in verschillende vormen, verschijnselen voordoen van leerstellige onrust en kerktuchtelijke onverdraagzaamheid, heeft ons hart en dat van onze bisschoppen bedroefd en met zorg vervuld.
Wij herders kunnen en mogen hier tegenover niet onverschillig blijven. En ditzelfde geldt voor U. Dit uur vereist waakzaamheid en herderlijke liefde.
Maar laat ons hier dadelijk aan toevoegen dat ons van alle zijden der wereld ook troostrijke berichten bereiken, en hiervoor willen wij op dit ogenblik al onze broeders in het episcopaat, alle religieuze oversten, alle ijverige leken die werken voor Christus en Zijn Kerk, van harte dank zeggen.
Onze gedachten en goede wensen gaan uit naar alle Christenen, ook al zijn zij nog niet opgenomen in de volmaakte eenheid van de Ene Kerk van Christus. Wij denken aan hen, wij hebben hen lief en wensen vurig met hen verenigd te worden.
Tot u, heren kardinalen, leden van de Curie en tot al onze getrouwe medewerkers in dienst van de Heilige Stoel, richten wij onze hartelijke wensen. In naam van Christus, wiens Geboortefeest wij weldra gaan vieren, verlenen wij U onze Apostolische Zegen.